Artikelen van Joris Oudelaar

Tijdschrift
NJB 13 (2025)
Kabelinterceptie door de AIVD en de MIVD
Kabelinterceptie is een omstreden bevoegdheid van de AIVD en de MIVD. Het faciliteren daarvan was dé drijfveer achter de modernisering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. In de aanloop naar het raadgevend referendum over ‘de Sleepwet’ liepen de gemoederen hoog op. Ondanks een nipte overwinning van het ‘tegen’-kamp, kwam de bevoegdheid tot ongerichte kabelinterceptie er tóch. Pakweg zeven jaar later kunnen de diensten echter slechts in beperkte mate intercepteren op de kabel. Mede met het oog op de onlangs in werking getreden Tijdelijke wet en de aanstaande herziening van de Wet op de inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2017 zet deze bijdrage uiteen waarom deze bevoegdheid tot dusver moeilijk inzetbaar is.
De strafbaarstelling van dwingende controle
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft aangekondigd met een wetsvoorstel te komen voor de zelfstandige strafbaarstelling van psychisch geweld. In de parlementaire debatten wordt deze nieuwe strafbaarstelling (terecht) in de sleutel geplaatst van de algehele aanpak van femicide. Dat roept de vraag op welke elementen de strafbaarstelling dient te hebben om ook daadwerkelijk bruikbaar te zijn hiervoor. In deze bijdrage geven wij enkele handvatten voor deze strafbaarstelling, aan de hand van verplichtingen uit het EVRM, inzichten uit andere jurisdicties waarin een dergelijke strafbaarstelling al bestaat en knelpunten aangaande dit type geweld bij conflictscheidingen. Betoogd wordt dat een adequate strafbaarstelling specifiek toegesneden moet zijn op de context van intiem partnergeweld en in ieder geval rekenschap moet geven van het patroonmatige karakter van dit type geweld.
Adriaan van der Hoop
Anonimisering van rechterlijke uitspraken kan ook doorslaan. Beter zou zijn per geval te overwegen of anonimisering functioneel is of écht nodig.
Reactie op ‘Cassatie wegens schending van niet toepasselijk recht!’
In cassatie kan niet met succes worden geklaagd over de onjuiste toepassing van een niet-toepasselijke rechtsregel. Gemakshalve noemen we dit hierna ‘de regel’. In NJB 2025/481, afl. 9, wordt gesteld dat de Hoge Raad deze regel in een arrest van 8 november 2024 in belangrijke mate zou hebben genuanceerd en voor zichzelf een ambtshalve antikiesregel in het leven zou hebben geroepen. Werk aan de winkel, aldus auteur d’Oliveira. Maar misschien wordt de soep niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend.
Naschrift
Kort wil ik ingaan op de gewaardeerde reactie van de heren Oudelaar en Van Ginniken op mijn bijdrage Cassatie wegens schending van niet-toepasselijk recht. Ik had niet gedacht dat die nog enig stof zou opwoelen. Naar mijn mening blazen zij de door mij naar voren gebrachte opvattingen boller op dan ze zijn. Ze spreken er bij herhaling van dat naar mijn mening de Hoge Raad zijn algemene regel dat niet gecasseerd kan worden wegens schending van niet toepasselijk recht ‘in belangrijke mate genuanceerd’ zou hebben. Ik had het over ‘een deukje’.