Jogchum G. Vrielink (1976) is doctor in de rechten en tevens antropoloog en bestuurskundige. Hij is verbonden aan het Centre interdisciplinaire de recherches en droit constitutionnel et administratif (CIRC) van de Université Saint-Louis (Brussel). Hij verricht vooral onderzoek naar aspecten van het discriminatierecht, de rechtsantropologie en grondrechten (de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid in het bijzonder). Hij schreef verschillende boeken en publiceerde veelvuldig in tijdschriften en verzamelwerken.

Artikelen van Jogchum Vrielink

Tijdschrift NJB 4 (2015)
Het juridisch bekampen van Mein Kampf
Jogchum Vrielink
Het is nog eens zover. Dankzij een gerechtelijke uitspraak is het op tijd en stond terugkerende debat rond de (on)wettigheid van het voor verkoop aanbieden van Mein Kampf weer opgerakeld en aangezwengeld. De Rechtbank Amsterdam oordeelde op 21 november 2014, in afwijking van eerdere rechtspraak, dat een eigenaar van een curiosawinkel die het boek verkocht, niet strafbaar was. In deze bijdrage wordt die uitspraak geanalyseerd (par. 2 en 3). Eerst komt echter de vraag aan bod hoe het tot nu toe dan wel zat met de ‘strafbaarheid’ van Hitlers haatgeschrift (par. 1).
Rechtseenheid in het vreemdelingenstrafrecht?
Jim Waasdorp en Aniel Pahladsingh
Deze bijdrage gaat over de vraag wanneer de duur van een inreisverbod als bedoeld in de Terugkeerrichtlijn aanvangt. De richtlijn geeft zelf geen antwoord op die vraag. De Nederlandse wetgever heeft in artikel 66a lid 4 Vw 2000 bepaald dat de duur van een inreisverbod wordt berekend met ingang van de datum waarop de derdelander Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. Volgens de Afdeling is er pas sprake van terugkeer, indien de derdelander het grondgebied van de Schengenlidstaten heeft verlaten. De Hoge Raad lijkt uit te gaan van het verlaten van Nederland. Lopen deze twee interpretaties nu uiteen of valt dat bij nader inzien wel mee?
De minachting voor de gerechtstolk
Auke Jacobs
In het artikel ‘De begrijpelijke strafrechtszitting’ van Henk Elffers in NJB 2014/1631, afl. 31 gaat het niet over strafrechtszittingen waarin een gerechtstolk optreedt. Als een normale rechtszitting voor een Nederlandse toehoorder al onbegrijpelijk is, hoe moet het een niet-Nederlandstalige verdachte dan wel niet tijdens een rechtszitting vergaan waarin hijzelf hoofdrolspeler is. De bijstand die een gerechtstolk aan de niet-Nederlandstalige verdachte kan geven wordt in hoge mate beperkt door de gebrekkige voorbereidingsmogelijkheden die gerechtstolken worden geboden.
29 januari 2015
Tijdschrift NJB 3 (2014)
Misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur
Floor Bakker

Hoe de rechter dit kan aanpakken

Bestuursorganen worstelen met de inmiddels beruchte ‘veelopvragers’: indieners van WOB-verzoeken die erop mikken het bestuursorgaan te overvoeren met verzoeken, die daardoor te laat behandeld worden waarna de indiener de dwangsom uit de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op kan strijken. Er zijn twee wetsvoorstellen in omloop om (onder meer) een eind aan deze praktijken te maken. Maar de bestuursrechter kan de geplaagde bestuursorganen nu al uit de brand helpen. Het instrumentarium daartoe is voorhanden in het civiele recht. Waarom zou ‘misbruik van recht’ niet ook in het bestuursrecht toegepast kunnen worden?

Horen, zwijgen en spreken op de combizitting
Kristien Hepping en Bregje Volkers

Met de gecombineerde behandeling van jeugdzaken op zitting, ook wel bekend als de ‘combizitting’, is al enkele jaren bij verschillende rechtbanken in Nederland ervaring opgedaan. Eerder onderzoek naar de combizitting beperkte zich tot de klantvriendelijkheid van deze zitting, de kwaliteit van de genomen beslissingen op deze zitting en de efficiëntie van deze zitting, waarbij het belang van de jeugdige voorop stond. Aandacht voor de juridische waarborgen van de jeugdige en zijn of haar ouders behorende bij de verschillende te behandelen zaken op de combizitting ontbrak hierbij, terwijl de vraag kan worden gesteld of de waarborgen die voor hen gelden in de afzonderlijke zaken in acht worden genomen wanneer deze zaken geïntegreerd worden behandeld aangenomen dat deze waarborgen met elkaar verenigbaar zijn. Uit recent onderzoek naar de praktijk van de combizitting komen enkele knelpunten naar voren.

Godslastering
Jogchum Vrielink

Van de (nimmer vallende) regen in de (doorwekende) drup?

Het wetsvoorstel dat het verbod op godslastering laat vervallen is door de Eerste Kamer aangenomen. Het verbod was echter al jaren een dode letter en geen gevaar voor de vrijheid van meningsuiting. Een door de Eerste Kamer tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aangenomen motie die de regering de opdracht geeft te onderzoeken of andere onderdelen van het strafrecht zodanig kunnen worden aangepast dat gelovigen beter worden beschermd tegen belediging van hun geloof heeft de potentie om zich tot een veel gevaarlijker instrument te ontwikkelen met onvoorspelbare, maar reële, vrijheidsbeperkende consequenties.

Uitleg?
Willem van Tongeren

De vraag die zich steeds weer opdringt, als partijen geen bedoeling hebben gehad met een bepaling in een stuk waaronder hun handtekening staat dan wel de bedoeling van partijen niet kan worden achterhaald of vastgesteld, is óf uitleg van een bedoeling in geval van een geschil een goede basis is voor een (rechterlijke) beslissing, uitgaande van de feitelijke onmogelijkheid in dergelijke situaties een (niet bestaande) ‘bedoeling’ uit te leggen. Is het in een dergelijk geval niet beter dat de rechter in zo’n geval beslist op basis van in de procedure boven tafel gekomen feiten, de aangevoerde omstandigheden van het geval, de redelijkheid en de billijkheid en de belangen van partijen?

23 januari 2014
Blog
Godslastering: van de (nimmer vallende) regen in de (doorwekende) drup?
Een strafbaarstelling van belediging van religies zou ons nog verder van huis brengen dan het verbod op godslastering.
24 januari 2014 Artikel Jogchum Vrielink