Artikelen van Jelle But
Tijdschrift
NJB 32 (2023)
Diffuse besluitvorming over noodopvanglocaties voor asielzoekers en tijdelijk ontheemden
De opvang van asielzoekers is een onderwerp dat zowel politiek als maatschappelijk al een aantal jaar voor spanning zorgt. Bestuurders op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau opereren sinds 2021 in crisisstand om opvangplekken te realiseren. In deze bijdrage wordt betoogd dat dit tot diffuse besluitvorming leidt die democratische legimitatie ontbeert. Een grondige herijking van uitoefening van bevoegdheden en toewijzing van taken is van belang en het is de vraag of de beoogde Spreidingswet hieraan tegemoet komt.
Het ‘nieuwe’ College van procureurs-generaal
Het flink vernieuwde College van procureurs-generaal maakte daags na aantreden van de nieuwe voorzitter een mission statement wereldkundig: ‘Nieuw College, nieuwe accenten’. Vergelding lijkt daarin weer voorop te staan als doel van strafrechtelijke handhaving. Samenwerkingsverbanden die op de preventie van strafbare feiten zijn gericht krijgen minder prioriteit. Zal de soep werkelijk zo heet gegeten worden? Een welwillende lezer vindt toch enige nuance.
De schikkingspraktijk van de civiele rechter in handelszaken
De civiele rechter heeft zichzelf de afgelopen twintig jaar opnieuw uitgevonden als binnengerechtelijke alternatieve geschillenbeslechter. Naast rechtspreken is het bemiddelen tussen partijen tot de kerntaak van de rechter gaan behoren. dit toegenomen belang van schikken tijdens de mondelinge behandeling vergt wel dat daarvoor (nadere) kwaliteitsnormen worden vastgesteld. Die betreffen niet alleen het handelen van de rechter maar ook dat van advocaten.
Het meten van grondwetsinternalisering
‘Grondwet begrepen door gewone mensen’ van Jelle But (NJB 2023/1323) is een fascinerende bijdrage over een uiterst relevant onderwerp, op basis van een enquête onder 1333 respondenten. Het heeft onze gedachten gescherpt over wat moet worden verstaan onder grondwetsinternalisering, hoe je dat verschijnsel kunt meten en in hoeverre Nederlanders grondwettelijke waarden hebben geïnternaliseerd – maar we bleven na lezing van zijn bijdrage ook met een aantal vragen zitten, waardoor we ons afvragen wat de waarde is van de conclusies die But op basis van zijn onderzoek trekt.
Naschrift
Marseille & Wever stellen in hun reactie terechte vragen over het onderzoek naar grondwetsinternalisering. Deze vragen vallen uiteen in twee categorieën: 1) het ontbreken van de methode van gegevensverzameling, waardoor representativiteit, validiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek in het geding komen, en 2) de conceptualisering van het begrip internalisering, onder meer of de vraagstelling en antwoordmogelijkheden wel leiden tot het meten van grondwetsinternalisering – anders dan feitenkennis over grondwettelijke bepalingen. In het verlengde hiervan stellen zij de vraag hoe bevindingen uit het onderzoek te interpreteren.
Blog
Grondwet begrepen door gewone mensen: empirisch onderzoek naar internalisering van het constitutionele recht
Hoe zit de Grondwet in de hoofden en harten van de burger? Welke grondwettelijke waarden zijn geïnternaliseerd en in hoeverre?
Tijdschrift
NJB 19 (2023)
Grondwet begrepen door gewone mensen
Deze bijdrage beoogt bestaande onderzoeken naar de perceptie van de Grondwet aan te vullen, door te rapporteren over de onderzoeksresultaten van een bevolkingsenquête gericht op Grondwetsinternalisering en constitutioneel besef, in plaats van Grondwetskennis. Hoe zit de Grondwet in de hoofden en harten van de burger? Welke grondwettelijke waarden zijn geïnternaliseerd en in hoeverre? Uit het onderzoek komen opvallende resultaten naar voren. Zo blijken hoger opgeleiden constitutionele situaties niet beter te herkennen dan lager opgeleiden en juristen grondwettelijke normen niet beter te herkennen dan niet-juristen.
Begrijpelijke boodschappen
Bespreking van het preadvies voor de NJV-jaarvergadering 2023 van Tirza Cramwinckel, Henk Pander Maat & Ted Sanders, ‘Begrijpelijke overheidscommunicatie. Een communicatief-juridisch evaluatiekader’, in: W.H. van Boom e.a., Klare taal. Handelingen NJV, 152e jaargang/2023, Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 7-156
Voorbij het puntjesgepeuter
Bespreking van het preadvies voor de NJV-jaarvergadering 2023 van Geerke van der Bruggen & André Verburg, ‘Zo goed en helder en menselijk mogelijk. Een pleidooi voor sprekende uitspraken’ (preadvies), in: W.H. van Boom e.a., Klare taal. Handelingen NJV, 152e jaargang/2023, Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 157-246
Duidelijkheid en begrijpelijkheid als regulatief idee
Bespreking van het preadvies voor de NJV-jaarvergadering 2023 van Willem van Boom, ‘Duidelijk en begrijpelijk. Over teksten en transactiebesluiten in het privaatrecht’ (preadvies), in: W.H. van Boom e.a., Klare taal. Handelingen NJV, 152e jaargang/2023, Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 247-306
Tijdschrift
NJB 23 (2022)
Decennia denken over Dexia
De afhandeling van de effectenleasezaken beloopt nu twintig jaar; de Hoge Raad heeft er meer dan vijftig arresten over gewezen. Afdoening via individueel maatwerk kan nog wel meer dan tien jaar duren. Dat is onaanvaardbaar: voor de afnemers, voor de andere belanghebbenden en voor de rechtspraak met haar maatschappelijke financiering. Mede om die reden heeft de rechtspraak een landelijk project opgezet, gericht op het uniform en efficiënt afdoen van effectenleasezaken. Dat kan de afhandeling aanzienlijk versnellen, maar de afdoening van alle resterende zaken per dossier is eigenlijk geen begaanbare weg meer. Een tweede collectieve regeling is noodzakelijk. Dat is in de eerste plaats aan de partijen, hetzij onderling hetzij met behulp van een stevige bemiddelaar. Zolang een nieuw collectief arrangement niet slaagt is de rechter aan zet. Om efficiënt tot uniforme rechtstoepassing te komen zou de rechtspraak een rechtspraakbreed overleg moeten organiseren.
Wat moet de maatstaf zijn voor executiegeschillen?
In de praktijk van de rechtspleging neemt het executiegeschil een prominente plaats in. Dagelijks worden bij voorzieningenrechters van rechtbanken kort gedingen gevoerd tot schorsing van de executie, gebaseerd op artikel 438 Rv. Daarnaast wordt in hoger beroep met grote regelmaat schorsing van de executie gevorderd via het incident van artikel 351 Rv. Vanaf 2002 is onzeker geworden welke maatstaf moet worden aangelegd in met name de incidenten tot schorsing. Eind 2019 heeft de Hoge Raad keuzes gemaakt. De maatstaf die geldt voor de incidenten ex artikel 234 en 235 Rv is definitief ook gaan gelden voor het incident tot schorsing ex artikel 351 Rv. Bovendien heeft deze maatstaf – behalve als het te executeren vonnis kracht van gewijsde heeft – de maatstaf vervangen die vanaf 1983 gold voor het kort geding tot schorsing ex artikel 438 Rv. Die keuzes hebben weinig positieve, deels zelfs onaanvaardbare gevolgen. Dat roept de vraag op waarom dat zo is en wat de maatstaf voor executiegeschillen dan wel moet zijn.
Goed franchisegeverschap, meer dan redelijk en billijk?
Artikel 7:912 BW bepaalt dat de franchisegever zich als een goed franchisegever moet gedragen. Onderhandelingen tussen franchisegever en franchisenemer worden nog te vaak afgedaan op algemeenheden, het belang van vertrouwen en het platte uitgangspunt dat je in onderhandelingen in het midden moet uitkomen. Alleen met de corrigerende werking, voor- en achteraf, van goed franchisegeverschap zal artikel 7:912 BW de beoogde versterking van de positie van de franchisenemers ten opzichte van de franchisegever gaan opleveren. Goed franchisegeverschap betekent dan werkelijk een versteviging van de formulestructuur die de franchisegever mede tot stand brengt en ondersteunt.
Het lastverbod en de noodzaak tot rechterlijke terughoudendheid bij conflicten tussen politici
Hoewel het in de Volt-zaak om een geschil tussen politici gaat, is de political question-doctrine niet direct relevant. Wel van belang is dat het geschil zich afspeelt in een autonome politieke sfeer, waarbij rechterlijk ingrijpen alleen kan worden gerechtvaardigd met het oog op het waarborgen van publiekrechtelijke normen. In deze zaak was daarvan geen sprake. Hoe weinig fraai het optreden van Volt in deze kwestie ook was, het was niet aan de rechter om daar iets tegen te doen.
Naschrift
De (op zichzelf goede) argumenten die volgens But & Geertjes tegen rechterlijk ingrijpen in de Volt-zaak pleitten, lijken veeleer argumenten die de Amsterdamse voorzieningenrechter bij zijn inhoudelijke beoordeling en te maken belangenafweging had dienen te betrekken. Deze argumenten hadden tot een inhoudelijke afwijzing van de vorderingen kunnen (en misschien ook wel moeten) leiden. Van een geschil waarover de rechter zich in het geheel niet mag uitspreken, was echter geen sprake.
Tijdschrift
NJB 17 (2022)
Responsieve bestuursrechtspraak
Deze bijdrage gaat op zoek naar handvatten die hogerberoepsrechters kunnen gebruiken bij het vinden van een balans tussen enerzijds het leveren van maatwerk en anderzijds het bewaken van rechtseenheid en het bevorderen van rechtsontwikkeling. Het huidige rechtsbeschermingsstelsel wordt daarbij als uitgangspunt genomen. De zoektocht begint met globale beschouwingen over maatwerk en de functies van hoger beroep in de bestuursrechtspraak. Op basis daarvan worden enige voorstellen geformuleerd om de kool van het maatwerk en de geit van de rechtseenheid en rechtsontwikkeling te kunnen sparen.
Als herstel van vertrouwen het doel is, is herstelbemiddeling het middel
Als iemand een ander iets ernstigs heeft aangedaan en hij wil dat herstellen, zou een goed gesprek hierover bijvoorbeeld kunnen beginnen met: ‘Wat vreselijk dat ik u dit heb aangedaan, het spijt me heel erg, hoe kan ik het goedmaken?’ Daarmee laat de ‘dader’ zien dat hij de behoefte van de gedupeerde centraal stelt. De Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane is op weg om deze aanpak leidend te maken in de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire. Maar zij is er nog niet. De beginselen van herstelrecht kunnen haar helpen om ook de laatste stappen in deze richting te zetten.
Waarom is het herstructureringsregime voor natuurlijke personen zoveel hardvochtiger dan voor ondernemingen?
Het enthousiasme over de Wet homologatie onderhands akkoord, voor ondernemingen in financiële problemen, roept de vraag op of aan natuurlijke personen niet ten minste een vergelijkbare mogelijkheid moet worden geboden om hun schuldenlast te herstructureren. Zij zijn aangewezen op de Wet schuldsanering natuurlijke personen, een regeling die met beduidend meer wantrouwen is opgetuigd dan de WHOA.
Twitteren over grondrechten in tijden van de pandemie
Sinds de coronacrisis zijn de Grondwet en grondrechten een veel grotere rol gaan spelen in de publieke discussie, ook op sociale media. De auteurs van dit artikel bekeken over een periode van 45 dagen alle tweets over grondrechten en de pandemie, en zagen dat de meerderheid daarvan een onjuist beeld van grondrechten schetst. De kloof tussen het beeld dat bestaat van grondrechten in de publieke discussie en de genuanceerde juridische werkelijkheid, lijkt juist in een crisis en met behulp van sociale media te kunnen bijdragen aan een afname van vertrouwen in de overheid. Waar grondrechten worden gebruikt om discussie in de kiem te smoren, bestaat een gevaar voor het functioneren van onze democratische rechtsstaat.
De recidivegronden voor voorlopige hechtenis getoetst aan artikel 5 EVRM
Een deel van de bevelen tot voorlopige hechtenis op de recidivegronden in Nederland lijkt in strijd te zijn met het EVRM. De in dit artikel aangehaalde empirische onderzoeken naar de voorlopige hechtenispraktijk gelegd tegen de eisen die het EHRM stelt aan de recidivegrond wijzen in die richting. Het is voorstelbaar dat een verdragsconforme toepassing van de recidivegronden met zich brengt dat Nederlandse rechters deze gronden voortaan minder vaak mogen toepassen dan nu het geval is. Nader jurisprudentieonderzoek is aangewezen om de juistheid van deze hypothesen te toetsen.
Tijdschrift
NJB 23 (2021)
Referendumbepaling in de Grondwet
Het initiatiefwetsvoorstel van Van Raak voor het opnemen van een grondwettelijke bepaling die het mogelijk maakt een correctief bindend referendum te organiseren, is in eerste lezing aanvaard. Thans ligt het in tweede lezing voor aan de Tweede Kamer. In eerste lezing is de uitkomstdrempel echter geamendeerd met als gevolg een bijzonder lage kans op een geldige referendumuitslag. De huidige balans tussen directe en indirecte democratie zal daarom met deze grondwetswijziging niet veranderen, laat staan dat de democratie erdoor zal worden versterkt. De referendumbepaling kan in deze vorm niet meer zijn dan een vergeefse poging extra legitimiteitsglans te geven aan onze stoffige Grondwet. Nu het doel van de bepaling niet verwezenlijkt lijkt te kunnen worden, rijst de vraag of het nog zinnig is om de referendumbepaling in de Grondwet op te nemen.
Het discriminatoir oogmerk als strafverhogende omstandigheid
Discriminatie verdient een voortvarende bestrijding. Het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van het discriminatoir oogmerk als strafverzwaringsgrond beoogt een bijdrage te leveren aan een stevigere aanpak van discriminatie. Het voorstel zal vermoedelijk zeker internationaal op instemming kunnen rekenen. Indien het tot wet wordt verheven, zal Nederland in vergelijking met de ons omringende landen niet meer uit de pas lopen. Een nieuwe wet betekent echter nog niet dat daarmee de aanpak van discriminatie ook daadwerkelijk zal zijn gediend.
Voorbij de verkiezingsprogramma’s
In een tijd waarin het gezag van en het vertrouwen in de rechtsstaat en in het bijzonder in de huidige politiek onder druk staan, is het van belang om de rechtsstaat en de mensenrechten te beschermen en verdere uitholling daarvan te voorkomen. Uit de verschillende verkiezingsprogramma’s blijkt dat nagenoeg alle partijen zich duidelijk uitspreken over de aanpak van radicalisering en terrorismebestrijding. Maar sommige van deze voorgestelde maatregelen zijn in strijd met verdragsrechtelijke afspraken die Nederland heeft gemaakt en creëren juist een voedingsbodem voor verdere polarisatie in de samenleving. Alleen als de aanpak van radicalisering en de bestrijding van terrorisme met eerbiediging van mensenrechten en rechtsstatelijke principes wordt aangepakt kan dit de effectiviteit van de maatregelen vergroten. Kortom, het is te hopen dat de politieke partijen die straks gaan formeren de voorgestelde plannen ten aanzien van radicalisering en terrorismebestrijding uit hun verkiezingsprogramma nog eens grondig tegen het licht houden.
Vaccineren: keuzevrijheid of plicht volgens het EHRM?
Het EHRM acht het vaccineren van de bevolking van groter belang dan de bezwaren van enkelen daartegen. Hoogste tijd dus voor de overheid om het vrijblijvende vaccinatiebeleid bij te stellen en om zo spoedig mogelijk mensen meer indringend te adviseren zich te laten vaccineren.