Artikelen van Jan Spanjaard
Tijdschrift
NJB 19 (2021)
Civielrechtelijke sancties op oneerlijke bedingen
De civiele rechter moet het gebruik van oneerlijke bedingen ontmoedigen en daar past een strenge sanctie bij. Zoveel is duidelijk als men het recente Dexia-arrest erop naleest (gevoegde zaken C-229/19 en C-289/19). Volgens het HvJ EU strandt een subsidiair beroep op de wettelijke schaderegeling als het primair ingeroepen, van de wettelijke regeling afwijkende beding oneerlijk is bevonden. Anders dan de Hoge Raad overwoog in X/Dexia (NJ 2017/394) vervult deze regeling geen vangnetfunctie na de vernietiging van het beding. De vraag is nu: hoe ver strekt deze alles-of-niets-benadering? Wij verkennen in deze bijdrage de ratio achter de meest recente Europese uitspraak inzake de sanctionering van oneerlijke bedingen en slaan enkele voor de praktijk nuttige piketpalen. Ook bespreken wij de gevolgen van het arrest voor een breed scala aan potentieel oneerlijke bedingen zoals boeteclausules, annuleringsbedingen en vervaltermijnen. Wij sluiten af met enkele beschouwingen over de rol van de civiele rechter als handhaver van het Europees consumentenrecht.
Europese civiele dogmatiek
Als Nederlandse juristen gingen we ervan uit dat als een beding in algemene voorwaarden vernietigd wordt, het geen deel meer uitmaakt van de overeenkomst. Als een beding afwijkt van aanvullend recht en het wordt vernietigd, geldt die afwijking niet langer, zodat het aanvullend recht weer geldt. Op grond van recente Europese rechtspraak zal deze nationale civiele dogmatiek echter buiten toepassing moeten blijven. Is hier nog ruimte voor toepassing van de redelijkheid en billijkheid, in die zin dat toepassing van de regel die volgt uit dit arrest in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is?
De stelselherziening van Dekker, een eerste analyse
In november 2018 stuurt minister Dekker van Rechtsbescherming een nota naar de Tweede Kamer over een beoogd ander stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De hervorming die in deze nota wordt aangekondigd zal in drie fasen verlopen. In de eerste twee jaar worden pilots uitgezet om de plannen te testen, de twee jaar daarna is bestemd voor ‘integratie en borging’ en in de periode 2023-2025 volgt de parlementaire afhandeling van wat nu nog een te concipiëren wetsvoorstel is. In dit artikel wordt ingegaan op het waarom en het hoe van deze operatie. Waarom wilde de minister een hervorming en hoe denkt hij deze vorm te geven? De beschrijving wordt gevolgd door een kritische bespreking van zowel doelstellingen als middelen om deze te bereiken. In het slotwoord wordt ingegaan op de vergoedingen voor de gesubsidieerde rechtsbijstand, een thema dat als een rode draad door de hervorming heen loopt.
Naar een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen bij NV’s en BV’s?
In het voorjaar van 2020 verscheen een artikel in Ondernemingsrecht waarin 25 hoogleraren de introductie van responsible corporate citizenship in de wettelijke taakopdracht van bestuurders en commissarissen van NV’s en BV’s bepleitten. Bestuurders zouden ervoor moeten zorgen dat de vennootschap op een verantwoorde wijze deelneemt aan het maatschappelijk verkeer en commissarissen zouden hier toezicht op moeten houden. Op dit voorstel is een stroom van reacties gekomen, waaronder een aantal in een recent nummer van Ondernemingsrecht (2021/6). In datzelfde nummer heeft de kopgroep (Winter, Timmerman en De Jongh) van de bovengenoemde 25 hoogleraren een antwoord gegeven op de reacties. De auteurs van dit artikel menen dat een aantal consequenties van dit voorstel nog onvoldoende doordacht is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verstoring van het level playing field doordat de zorgplicht geldt voor alle Nederlandse kapitaalvennootschappen, ongeacht de omvang van de vennootschap. Hierdoor zou de Nederlandse zorgplicht uit de pas lopen met aankomend Europees recht. Ook wordt de mogelijkheid verkend dat veronderstelde veronachtzamingen van de bovengenoemde zorgplicht zullen leiden tot een stroom aan procedures tegen een aansprakelijkheid van de betrokken (bestuurders en commissarissen van) nv’s en bv’s.
Tijdschrift
NJB 14 (2020)
COVID-19 in het publiekrecht – een overzicht
Dit artikel bevat een terreinverkenning van het publiekrechtelijk – maar vooral bestuursrechtelijk – instrumentarium dat de betrokken overheden ten dienste staat bij de bestrijding van het coronavirus. Hierbij wordt aandacht besteed aan de verschillende taken en bevoegdheden en aan de grondslagen van maatregelen als de sluiting van restaurants en café’s, het verbod om contactberoepen uit te oefenen en de veelbesproken 1,5 meter afstand-regel. Ingegaan wordt op de wettelijke bepalingen die al zijn gebruikt en de bepalingen die mogelijk nog zullen worden gebruikt. Ook wordt een schets gegeven van de aanwijzingen die de minister heeft gegeven en de vertaling van die aanwijzingen in noodverordeningen, die onvermijdelijk achterblijft bij de ontwikkelingen. Tot slot enkele aandachtspunten bij de handhaving van de gestelde verboden.
Nood breekt wet in tijden van corona
In december 2019 werden in de Chinese stad Wuhan de eerste besmettingen gemeld met het nieuwe coronavirus. Dit virus – officieel 2019-nCoV – kan COVID-19 veroorzaken. Deze ziekte had eind maart in heel Europa bijna 25.000 sterfgevallen veroorzaakt, meer dan twee derde van het totaal aantal aan COVID-19-overledenen in de wereld. Het ene na het andere land neemt maatregelen om de verdere verspreiding van het virus te voorkomen, waaronder Nederland. Hoewel in tijden van nood de wet soms moet wijken, moeten we wel kritisch blijven over de bescherming van onze rechtsstaat.
Contract en coronacrisis
Er zijn talloze voorbeelden uit de praktijk waarin contracten door de coronamaatregelen zijn gaan knellen. In menig geval zal de coronacrisis die de gehele maatschappij zonder aanziens des persoons treft, aanleiding geven om in onderling overleg tot een solidaire oplossing te komen die recht doet aan de belangen van beide partijen. Maar als dat niet mogelijk is, welk contractenrechtelijk sanctiearsenaal komt partijen dan toe? Daar wordt in deze verkennende bijdrage in hoofdlijnen op ingegaan. Kan bijvoorbeeld nakoming worden gevorderd, de overeenkomst worden ontbonden, of bestaat recht op vergoeding van schade als de andere partij door coronaperikelen zijn contractuele verplichtingen niet nakomt?
Kan ik van mijn overeenkomst af met een beroep op de coronacrisis?
Er heerst crisis. Coronacrisis. Veel medewerkers van bedrijven moeten verplicht thuiswerken en veel bedrijven moeten de deuren zelfs verplicht sluiten. Dat betekent dat schuldeisers bij menige overeenkomst niet meer zitten te wachten op de nakoming van de verplichtingen van hun schuldenaren onder die overeenkomsten en al helemaal niet op de betalingsverplichtingen daaronder. In dit artikel wordt in kort bestek ingegaan op de vraag: ‘Hoe kom ik als schuldeiser, al dan niet tijdelijk, onder mijn overeenkomst uit?’, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de leerstukken van het schuldeisersverzuim en de schuldeisersovermacht en waarbij de onderliggende problematiek kort wordt belicht, zowel vanuit het perspectief van de schuldenaar als uit die van de schuldeiser.
Van hoesters en spugers tot ingetrokken verloven
Corona heeft op dit moment invloed op vrijwel alle aspecten van ons dagelijks leven. Dat geldt zeker ook voor het strafrecht. Hoewel we ons momenteel nog volop in het hart van de crisisfase bevinden en het nog veel te vroeg is om ook maar iets zinnigs te zeggen over wat dit op de lange termijn voor de strafrechtspleging gaat betekenen, zijn er volop ontwikkelingen waar te nemen die een eerste inventarisatie waard zijn.