Artikelen van Jan Reinier van Angeren
Tijdschrift
NJB 3 (2022)
Komt er meer maatwerk bij de toepassing van de NOW?
Waarschijnlijk zal een groot aantal werkgevers te maken krijgen met een gehele of gedeeltelijke terugvordering van het subsidievoorschot dat is ontvangen op grond van de Tijdelijke noodmaatregel voor behoud van werkgelegenheid (NOW). Veel werkgevers zullen het om uiteenlopende redenen niet eens zijn met een terugvordering. In bezwaar of beroep zullen zij tegen een beperking van de NOW aanlopen: de regeling biedt nauwelijks tot geen ruimte voor maatwerk, oftewel om recht te doen aan het individuele geval. Er is gekozen voor een ‘grofmazig’ systeem, met zeer weinig discretionaire ruimte voor het UWV. Het is zeer de vraag of die eenzijdige focus op uitvoerbaarheid wel te rechtvaardigen is gelet op de belangen van werkgevers bij het krijgen van (voldoende) NOW-subsidie. Een andere kwestie is of werkgevers door middel van ‘exceptieve toetsing’ kunnen bewerkstelligen dat bepaalde nadelige regels uit de NOW in hun geval niet worden toe gepast. Na een aanvankelijk strenge lijn in de bestuursrechtspraak, zijn er recent twee uitspraken geweest waarin de rechter afweek van de tekst van de NOW en de auteurs verwachten dat er meer uitspraken zullen volgen.
Huurverhogingen, algemene voorwaarden en wijzigingsbedingen
Het Nederlandse huurprijzenrecht voor de huur van woonruimte combineert wettelijke regels over de hoogte van de huurprijs en van de wettelijke huurverhoging voor sociale (en tijdelijk ook voor geliberaliseerde) woonruimte met de mogelijkheid van huurprijsverhoging op basis van een contractueel huurprijswijzigingsbeding (in de praktijk vaak ‘huurverhogingsbeding’ genoemd) bij zowel sociale als geliberaliseerde woonruimte. In dit artikel wordt onderzocht of dit systeem verenigbaar is met de rechtspraak van het Hof van Justitie over prijswijzigingsbedingen in algemene voorwaarden.
De jurist als meester-verbinder
In zijn preadvies voor het Jaarcongres van de Nederlandse Juristen-Vereniging over de jurist van de toekomst schetst Mark Bovens twee belangrijke trends: aan de ene kant een stijgende lijn in het aantal juristen en aan de andere kant een dalende lijn in de invloed van juristen bij de overheid en in het bedrijfsleven. Oftewel: de stem van juristen wordt steeds luider, maar er wordt op steeds minder plekken naar hen geluisterd. Volgens hem zullen juristen daarom ‘het woord van de rechtsstaat luider en duidelijker moeten verkondigen’. Het feit dat er minder naar juristen wordt geluisterd kan echter misschien ook wel worden verklaard door het werk van juristen zelf. Daarom is de conclusie van dit essay: de succesvolle jurist van de toekomst is geen zendeling, maar een meester-verbinder.
Partijendemocratie of kiezersdemocratie
Invoering van het Burgerforum kiesstelsel geeft de kiezer vanaf 2023 de keuze om te stemmen op een partij of bepaalde kandidaat. Doel is het verbeteren van de relatie tussen de kiezer en gekozene. Naast praktische bezwaren die aan het nieuwe kiesstelsel kleven, is het belangrijkste punt van kritiek dat niet de representatie het probleem is, maar het primaat van de politiek.
Tijdschrift
NJB 12 (2019)
De Rijkswet Koninkrijksgeschillen
Met de Rijkswet Koninkrijksgeschillen wordt geen adequate invulling gegeven aan de opdracht die de Statuutgever in 2010 op dit punt aan de Rijkswetgever gesteld heeft: om te komen tot een vorm van geschilbeslechting die conflicten over de interpretatie en de toepassing van het Statuut tussen het Koninkrijk en een of meer Landen snel en op een voor alle partijen bevredigende wijze zou kunnen oplossen. Het voorstel komt vrijwel niet tegemoet aan de in de Caribische Landen levende wensen omtrent een geschillenregeling en is in strijd met door de Koninkrijksregering gedane toezeggingen. Maar het is ook inhoudelijk ondoordacht en zelfs in strijd met het Statuut. Bij toepassing van deze wet zal een scala aan afgrenzingsproblemen kunnen gaan ontstaan en bovendien is onhelder of een beslissing op grond van deze wet enig rechtsgevolg jegens wie dan ook heeft.
Lees het hele artikel in Navigator.
Het NLA-programma en het non-interventie beginsel
Op 2 oktober 2018 debatteerde de Tweede Kamer over de niet-letale steun die Nederland van 2015 tot en met het voorjaar van 2018 aan de gematigde gewapende oppositie in Syrië heeft gegeven. Dit zogenaamde NLA-programma bestond onder meer uit het leveren van goederen met een civiel karakter, waaronder voedselpakketten, kleding, voertuigen en communicatieapparatuur. Volgens Minister van Buitenlandse Zaken Blok koos Nederland voor niet-letale steun aan de Syrische oppositie om de volkenrechtelijke risico’s te mitigeren en bleef het NLA-programma binnen de grenzen van het volkenrecht. De Kamer was niet overtuigd en verzocht de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken en de Adviesraad Internationale Vraagstukken om ‘gezamenlijk een advies uit te brengen over een toetsingskader voor het leveren en financieren van niet-letale steun aan niet-statelijke, gewapende groepen in het buitenland’. Vooruitlopend op dit advies beoogt dit artikel een antwoord te geven op de vraag of het NLA-programma in overeenstemming was met de verplichtingen van Nederland onder internationaal publiekrecht. Geconcludeerd wordt dat het NLA-programma van Nederland in strijd was met het interventieverbod dat steun aan een gewapende groepering die het oogmerk heeft een zittende regering omver te werpen verbiedt. De aard van de geleverde goederen is hierbij in beginsel niet van belang.
Lees het hele artikel in Navigator.
Mogen rechters klagen over advocaten?
De rechter heeft bij uitstek zicht op de inhoudelijke kwaliteit van een procedure. Misslagen van een advocaat worden door diens cliënt niet altijd herkend en de wederpartij heeft er niet altijd belang bij ze aan te kaarten. Wanneer een rechter met een slecht presterende of een slecht acterende advocaat wordt geconfronteerd, kan hij hem een benchslap geven, maar er zijn ook andere opties.
Lees het hele artikel in Navigator.
Stop het toppunt van juridisering
De benadering in een recente conclusie van de staatsraad A-G om te bepalen wanneer een gedoogbeslissing nu wel of niet bij de bestuursrechter appellabel is, heeft een veelkoppig en lastig te doorgronden monster opgeleverd. De staatsraad A-G kan daar niet veel aan doen nu hij gebonden is aan de voorgelegde adviesvraag en het bestaande recht. De conclusie illustreert echter wel dat het de hoogste tijd is om de ketenen los te breken als het gaat om de rechtsbescherming tegen gedoogbeslissingen. Stel een gedoogbeslissing voortaan in algemene zin gelijk met een Awb-besluit zodat daartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat.
Lees het hele artikel in Navigator.
Bekijk dit nummer in Navigator.