Artikelen van Hub Hennekens
Tijdschrift
NJB 34 (2020)
De angst voor bange bestuurders ontrafeld
Het zogenoemde bange bestuurders-argument vormt de hoeksteen voor een afwijkend, restrictief aansprakelijkheidsregime voor bestuurders. Dit argument komt erop neer, dat (te) veel aansprakelijkheid ertoe leidt dat bonafide bestuurders zich in onwenselijke mate risicomijdend zullen gedragen, en daarom zou voor bestuurders een hogere aansprakelijkheidsdrempel nodig zijn. In deze bijdrage wordt het bange bestuurders-argument ontrafeld, om te bezien of dit wel kan rechtvaardigen dat bestuurders jegens derden aanvullend worden beschermd tegen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Daarbij worden de aannames die ten grondslag liggen aan het bange bestuurders-argument tegen het licht gehouden.
Aandachtspunten bij het gebruik van de videoconferentie in civiele procedures
De videoconferentie wordt al geruime tijd besproken in de civielrechtelijke literatuur. Desondanks blijft het gebruik van dit middel door de Nederlandse burgerlijke rechter beperkt, zeker wanneer men dit beziet vanuit een rechtsvergelijkend perspectief. In dit artikel bespreekt de auteur daarom hoe de videoconferentie zich verhoudt tot de andere methoden op basis waarvan de civiele rechter een persoon op afstand kan horen. Ook gaat hij in op verschillende redenen die de terughoudendheid onder Nederlandse civiele rechters kunnen verklaren. Tot slot presenteert de auteur een aantal punten waarmee rechters rekening dienen te houden, indien zij een videoconferentie willen gelasten.
Einde van het papieren plafond?
Met de Tijdelijke Noodwet Covid-19 erkent de Nederlandse wetgever dat meer zaken digitaal zullen moeten worden afgehandeld. Het civiele rechtsverkeer komt er echter bekaaid van af. Nog steeds trekt de wet papier voor en stelt zij digitaal zakendoen achter. Desondanks verdringt het digitaal zakelijk verkeer het fysieke verkeer. Zaken doet men in deze tijden massaal online. Contracten worden op afstand gesloten, besprekingen worden via (video)telefoon gehouden, documenten worden gemaild. Tot enorme problemen lijkt dit in de praktijk niet te leiden, maar juridisch zijn er wel degelijk onzekerheden, met name ten aanzien van rechtsgevolgen. Geeft corona de wetgever dan eindelijk het zetje om het papieren plafond te doorbreken? De Tijdelijke Noodwet COVID-19 geeft gemengde signalen.
Reactie op De Tweede Kamer en de minister moeten de lokale democratie respecteren
In mijn artikel ‘De corona-verordeningen zijn onverbindend’ (op www.ru.nl/cpo/verderdenken) heb ik de Wet veiligheidsregio’s een staatsrechtelijk krot genoemd. Daartoe heb ik argumenten gegeven. Het artikel van Tom Cammelbeeck geeft mij aanleiding na te gaan of zijn standpunt juist is dat de Tweede Kamer en de minister de lokale democratie moeten respecteren in het huidige kader van de Wet veiligheidsregio’s.
Naschrift
In mijn artikel heb ik mijn visie gegeven op het wettelijk stelsel van het eenhoofdig bovenlokaal gezag, met als aanleiding de antiracismedemonstratie in Amsterdam. Dat die demonstratie in coronatijd plaatsvond was voor mijn beschouwing alleen relevant omdat toen onduidelijkheden aan het licht kwamen. De reactie van de heer Hennekens heeft een ander vertrekpunt.
Tijdschrift
NJB 2 (2015)
Terugkerend rumoer over benoemingen door de regering en de Tweede Kamer
In 2014 liep de benoeming van de nieuwe Nationale ombudsman door de Tweede Kamer uit op een compleet fiasco. In de jaren daarvoor ontstond de nodige beroering rond de benoeming van een staatssecretaris (2012), de benoeming van twee raadsheren in de Hoge Raad (2011) en de benoeming van de vice-president van de Raad van State (2011). Regering en Tweede Kamer hebben kennelijk moeite om een behoorlijke benoemingsprocedure te volgen bij belangrijke benoemingen in openbare ambten. De laatste jaren staat daarnaast de zeggenschap van de Tweede Kamer bij benoemingen ter discussie. In en buiten de Kamer gaan stemmen op om de Tweede Kamer meer zeggenschap te geven bij benoemingen. In de navolgende bijdrage wordt eerst aandacht besteed aan de discussie over benoemingen door regering en Tweede Kamer, mede aan de hand van een aantal incidenten in de laatste jaren. Daarna wordt nagegaan waarin deze benoemingsprocedures tekort schoten en welke aanpassingen noodzakelijk zijn. Ten slotte wordt de vraag aan de orde gesteld of het wenselijk is de zeggenschap bij benoemingen door de regering te verruimen.
Derogeert immuniteit aan de geheimhoudingsplicht?
Werkt de immuniteit zoals die in artikel 22 van de Gemeentewet is vastgelegd als een lex specialis ten opzichte van het veel algemenere artikel 272 Sr dat straf stelt op schending van de geheimhoudingsplicht? Of staan deze bepalingen naast elkaar en regelen zij elk een ‘eigen’ specifiek aspect? Hier wordt betoogd dat de bepalingen ieder voor zich op een ander onderwerp betrekking hebben en in zoverre niet in relatie tot elkaar staan: de ene ziet op het mogen openbaren van door straf gesanctioneerde meningsuitingen en de andere op het verbod om een geheim in de openbaarheid te brengen. Het is dan ook niet zo dat de plicht tot geheimhouding niet zou dienen te gelden voor hen die deze plicht schenden op grond van de immuniteitsregeling die op hen van toepassing is en dat de rechter daarin niet zou dienen te treden. Per saldo blijkt zowel het democratisch aspect als het rechtsbelang evenwichtig geregeld te zijn.
Hulp bij zelfdoding in Engeland en Wales
Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen is hulp bij zelfdoding regelmatig onderwerp van debat. Op dit moment is hulp bij zelfdoding vooral in het Verenigd Koninkrijk erg actueel. Al lange tijd geldt in Engeland en Wales uitdrukkelijk een verbod om mensen te helpen bij het beëindigen van hun leven. In het verleden is dit verbod tevergeefs bij de rechter aangevochten. Toch heeft dat sommige mensen er niet van weerhouden het verbod opnieuw aan te vechten. Op 25 juni 2014 heeft ook het Britse Supreme Court zich daarover uitgelaten.
Meer finaliseren, minder kaal vernietigen
De bestuursrechter zijn weliswaar bevoegdheden aangereikt om een geschil finaal te beslechten, maar het lijkt wel alsof rechters de laatste tijd weer meer kaal vernietigen en minder finaliseren. Om de hieruit voortvloeiende processuele onzekerheid en ongelijkheid een halt toe te roepen is het wenselijk dat de rechter processuele kansen zo gelijk mogelijk verdeelt en dat hij zo veel mogelijk finaliseert. Auteur pleit er daarom voor in de Awb een bevoegdheid op te nemen die de rechter in staat stelt te bepalen dat verweerder één kans wordt geboden een gebrek te helen, gelijk ook eiser van de rechter één kans moet krijgen om iets te doen wat hij tot dan toe heeft nagelaten.