Artikelen van Henri Sarolea
Tijdschrift
NJB 15 (2021)
Het lichaam in het project Modernisering van het Wetboek van Strafvordering
In het nieuwe Wetboek van Strafvordering heeft de wetgever (opnieuw) verzuimd om het begrip lichaam en de aantasting daarvan af te bakenen. Het gevolg is dat de bevoegdheden waarbij een inbreuk op de lichamelijke integriteit wordt gemaakt en de bevoegdheden waarbij dat niet het geval is, door elkaar lopen. De verschillende soorten bevoegdheden waarbij het lichaam wel of niet wordt aangeraakt of beschadigd en of er al dan niet iets wordt uitgehaald lopen eveneens door elkaar. Het gevolg is een niet consistent en niet goed doordacht voorgesteld wettelijk systeem. Door de begrippen lichaam en aantasting niet af te bakenen is de grondwettelijke bescherming van de lichamelijk integriteit uit het oog verloren.
Een kostenverhaal zonder narratief
In het wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit is een ‘maatregel kostenverhaal’ opgenomen die beoogt de kosten van de vernietiging van bepaalde gevaarlijke voorwerpen te verhalen op de veroordeelde voor het strafbare feit waarmee de inbeslagname van dat voorwerp of die voorwerpen samenhangt. Het kan best gerechtvaardigd zijn de strafrechtelijk veroordeelde te laten opdraaien voor de kosten die moeten worden gemaakt om de gevolgen van zijn handelen ongedaan te maken. Maar de juridische onderbouwing van de voorgestelde maatregel laat te wensen over: de primaire rechtsgrondslag voor de maatregel, rechtsherstel, wordt noch op coherente wijze uitgewerkt noch betrokken op het overige sanctierecht. Dat is niet alleen een theoretisch bezwaar.
Waarom de dubbele pet niet de kern van de zaak betreft
Om de relevantie van onafhankelijkheid in relatie tot juridisch onderzoek te in kaderen, worden in dit artikel de kennistheoretische oftewel epistemologische grenzen van de juridische discipline besproken. Dit essay poogt duidelijk te maken dat de methodologische en sociologische eigenheid van de juridische discipline, die voortkomt uit diens spiegeling aan een sterk argumentatief-retorische beroepspraktijk, niet alleen ruimte schept voor advocacy scholarship, maar die specifieke vorm van onderzoek zelfs tot een inherent onderdeel maakt. Dit type onderzoek ziet vanuit epistemologisch oogpunt niet op het verwerven van kennis, maar op het bepleiten van standpunten binnen de ruimte van juridisch acceptabele argumentatie. Zo bezien beïnvloedt de dubbele pet niet het type kennis dat een juridisch academicus kan produceren. De epistemologische grenzen van de discipline raken alle vormen van argumentatief onderzoek, ongeacht de hoedanigheid van de onderzoeker. De dubbele affiliatie speelt mogelijk wel weer een rol in de wijze waarop fiscaal adviseurs in onderzoek omgaan met de ruimte van juridisch acceptabele argumentatie.
‘We doen dit samen’ maar sturen de rekening naar de reisspecialisten
Kleinschalige reisorganisaties worden onevenredig hard getroffen door de in verband met de pandemie door de Nederlandse overheid getroffen maatregelen. Zij vallen buiten de boot van de steunmaatregelen, hebben veelal kosten gemaakt om geboekte reizen uit te kunnen voeren die niet meer teruggevorderd kunnen worden en moeten nu uit eigen zak de uitgegeven vouchers voor geannuleerde reizen uitbetalen.
Reactie op ‘Trump en zijn rechters’
In het artikel Trump en zijn rechters bespreekt auteur Eric Daalder een aantal rechterlijke uitspraken en trekt onder meer de conclusie: ‘Geen rechter, ook niet de vele door Trump benoemde rechters, is bezweken onder de zware druk die Trump op hen heeft gelegd’. Omdat Daalder hiermee bij zijn lezers het beeld oproept alsof deze conclusie ziet op het individuele gedrag van de door hem beoordeelde rechters, en niet op het orgaan, behoeven zijn analyse en conclusie correctie.
Tijdschrift
NJB 21 (2020)
Noodwetgeving en privaatrecht
De maatregelen naar aanleiding van de coronacrisis beknotten, net als de noodwetgeving in eerdere mondiale crisisperioden van de 20e eeuw, de private sector sterk in haar handelingsvrijheid. Samen met het RIVM, het Outbreak Management Team en de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s is de ambtenarij nu grotendeels de ‘rechtsvormer’, waarbij niet of nauwelijks verantwoording wordt afgelegd aan het parlement. Naar aanleiding van de noodmaatregelen in en na de Eerste Wereldoorlog werd toen ook al gewezen op het gebrek aan rechtsbescherming voor de burger dat hierdoor ontstaat. Dit gevaar is ook in deze coronatijd niet denkbeeldig. In de coronacrisis doen politici, maatschappelijke organisaties en burgers ook opnieuw – net als in eerdere crisistijden in de 20e eeuw – een beroep op ‘gemeenschapsbelangen’ en de ‘sociale roeping van het recht’ waarbij een beroep wordt gedaan op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van (financiële) ondernemingen.
Voor het zingen de kerk uit?
Beschikkingen, vonnissen en arresten in burgerlijke zaken en strafzaken moeten, op straffe van nietigheid, worden gewezen met het in de wet voorgeschreven aantal rechters, aldus artikel 5 lid 2 Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Als een behandelend rechter na de mondelinge behandeling, maar voorafgaand aan de totstandkoming van de beslissing defungeert (bijvoorbeeld wegens het bereiken van de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar), kan dit ertoe leiden dat de zaak opnieuw inhoudelijk moet worden behandeld. In deze bijdrage buigen wij ons over de vraag wat het toetsmoment zou moeten zijn voor de vraag of de beslissing door het juiste aantal rechters tot stand is gebracht.
In de hoogste versnelling
In deze bijdrage wordt ingegaan op de invloed die partijen hebben op de doorloopsnelheid van een civiele procedure. Aan de hand van enkele recente praktijkvoorbeelden wordt geschetst hoe partijen baat kunnen hebben bij het versnellen dan wel vertragen van een procedure en welke mogelijkheden zij hiertoe hebben. De grenzen van deze invloed worden besproken, alsmede de vraag of deze invloed door een toegenomen actievere rol van de rechter is gemarginaliseerd.
Staatsveiligheid dwingt Tweede Kamer tot aanpassing Reglement van Orde
In het belang van de staatsveiligheid moet de integriteit van de leden van de commissie voor de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten en hun onafhankelijkheid van buitenlandse veiligheidsdiensten boven alle twijfel verheven zijn. Op grond van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer zijn de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen lid van de commissie. Maar is iedereen die eventueel in aanmerking zou komen na volgende verkiezingen wel even goed te vertrouwen?
Blog
Staatsveiligheid dwingt Tweede Kamer tot aanpassing Reglement van Orde
Is iedereen die eventueel in aanmerking zou komen voor lidmaatschap van de commissie voor de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten na volgende verkiezingen wel even goed te vertrouwen?