Artikelen van Frank van Ommeren
Tijdschrift
NJB 38 (2022)
Een tijdelijke Cyberwet maakt nog geen sleepwet
Het voorstel Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma zal naar alle waarschijnlijkheid binnenkort naar de Tweede Kamer gaan. Het wetsvoorstel beoogt de inlichtingen- en veiligheidsdiensten meer slagkracht te geven in hun onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma. Dit artikel gaat in op de verwachte effectiviteit van deze ‘Cyberwet’, en met name die van de voorgestelde wijzigingen rondom de inzet van bijzondere bevoegdheden. Het gaat hierbij vooral om de hackbevoegdheid en de bevoegdheid tot kabelinterceptie. Het kabinet wil de inzet van deze bevoegdheden in de context van offensieve cyberprogramma’s dynamischer maken. Hiermee doet het kabinet een goede poging om het juridisch kader beter te laten aansluiten op de praktijk. Hoewel de Cyberwet sommige drempels voorafgaand aan de inzet van bevoegdheden verlaagt, kan het voorgestelde toezicht tijdens de inzet van bevoegdheden een goede balans opleveren tussen voldoende slagkracht en voldoende waarborgen.
Het negeren van huiselijk geweld is een systeemfout bij de aanpak van ‘complexe’ scheidingen
In 2007 werd het fundament gelegd onder het huidige wetenschappelijke inzicht rond huiselijk geweld. Toen verscheen een boek van de hand van Evan Stark, met de titel Coercive control, how men entrap women in personal life. Daarmee werd huiselijk geweld, dat tot dan gezien werd als fysiek geweld, geherdefinieerd als coercive control. In het Nederlands: dwingende controle of intieme terreur. In de Nederlandse familiewetgeving en -praktijk speelt huiselijk geweld geen rol. Het wordt ook niet genoemd in het Visiedocument (echt) scheiding van ouders met kinderen van de Raad voor de rechtspraak van 10 oktober 2016. Terwijl huiselijk geweld veel voorkomt en zelfs de aanleiding kan zijn tot de scheiding en na de scheiding vaak voortduurt. Om de voornamelijk vrouwelijke slachtoffers en hun kinderen te beschermen zijn drastische wijzigingen in beleid en regelgeving nodig. Deze wijzigingen zijn ook noodzakelijk om te voldoen aan verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag van Istanbul, het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW).
Op zoek naar rechtsstatelijke cultuur
Het versterken van ons rechtsstatelijk besef is hard nodig. Van veel kanten wordt daarvoor gepleit. Er wordt daarvoor op dit moment een ‘Staatscommissie rechtsstaat’ in het leven geroepen. En een ‘Adviescommissie versterken weerbaarheid democratische rechtsorde’ is zeer onlangs van start gegaan. Juist van juristen – en met name publiekrechtjuristen, wetgevingsjuristen en (andere) overheidsjuristen – wordt op dit vlak veel verwacht. Zij worden wel de ‘hoeders van de rechtsstaat’ genoemd. Maar, zo wil auteur betogen, zij kunnen dat natuurlijk niet alleen. Voor een rechtsstatelijke cultuur is de gehele samenleving nodig. De hamvraag is daarom hoe die verbinding kan worden gelegd. Iets anders is trouwens of dat zo moet als de Minister van Justitie en Veiligheid zich recent voorstelde.
Wolf in schaapskleren?
In aanvulling op ‘Dwarsliggen in schaapskleren – De afdoening van gaswinningsschade door het bestuursorgaan IMG’ door mr. dr. Wilbert Dijkers (NJB 2022, afl. 31) geef ik de volgende cijfers weer. Ik ontleen deze cijfers aan de managementrapportage van het Instituut voor Mijnbouwschade Groningen (IMG) die ik wekelijks krijg toegemaild. De laatste rapportage waarover ik beschik gaat over week 43 (de week van 24 tot 30 oktober).
Geen onderbouwing, geen nieuwsgierigheid, geen ambitie
Wat een teleurstellende analyse van Wilbert Dijkers in ‘Dwarsliggen in schaapskleren’, NJB 2022/2175. Let wel: ik ben niet voor of tegen NAM, IMG, TwG, EZK, de bestuursrechter of de civiele rechter, en al helemaal niet tegen Wilbert Dijkers. Ik gun vooral Groningers met mijnbouwschade een snelle en rechtvaardige procedure. De in de Tijdelijke wet Groningen (TwG) geregelde procedure en de uitvoering daarvan door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) kunnen vast beter. Maar met het NJB-artikel van Dijkers is niemand geholpen.
Tijdschrift
NJB 12 (2022)
Parlementair taalgebruik en het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
Het debat dat op dit moment gevoerd wordt over parlementair gedrag en omgangsvormen in de Tweede Kamer, zou niet alleen gestuurd moeten worden door de idee dat het Reglement van Orde vooral toeziet op de waardigheid van het parlement en ordehandhaving, nu ophitsende of antirechtsstatelijke taal gebezigd binnen het parlement meer dan ooit externe werking kan hebben. Moet het niet mogelijk zijn om steviger maatregelen te treffen, indien Kamerleden zouden oproepen om ‘diegenen aan te spreken’ die hebben meegewerkt aan ‘de verkiezingsfraude’, of wanneer zij bewust en herhaaldelijk de (waarden van de) democratische rechtsstaat op ondermijnende wijze ter discussie stellen? Moeten we wachten tot incidenten structureel blijken te zijn of daadwerkelijk leiden tot ondermijning van de democratische rechtsstaat of zelfs tot geweld? Met het aanvaarden van meer handvatten om reglementair op te treden tegen dit soort uitingen in het parlement, zou een parlementaire analogie kunnen ontstaan van de strafrechtelijke gevaarzettingsdoctrine. Want waarom zouden taaluitingen, die in het strafrecht potentieel zo ernstig worden bevonden dat ze een abstracte delictsomschrijving legitimeren, aan aparte reglementering door de Tweede Kamer moeten ontsnappen?
De verplichting tot het bieden van mededingingsruimte bij privaatrechtelijk overheidshandelen
Een overheidslichaam dat een onroerende zaak wil verkopen, moet ruimte bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop daarvan. Dat heeft de Hoge Raad in het recente Didam-arrest geoordeeld, zich daarbij baserend op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de rechtsgrondslag voor de verdeling van schaarse vergunningen. De Hoge Raad onderzoekt die rechtsgrondslag zelf niet. In dit artikel worden de grondslag en de ratio van de verplichting tot het bieden van mededingingsruimte onder de loep genomen. Het Didam-arrest roept ook een aantal belangrijke vragen op die verband houden met de reikwijdte en operationalisering van de verplichting tot het bieden van mededingingsruimte. Ten slotte is er de vraag of en in hoeverre het Didam-arrest consequenties zou moeten hebben voor de (door)ontwikkeling van het domein van de overheidsinkoop.
Een eeuw jeugdstrafrechter
Begin vorige eeuw werd een apart jeugdstrafrecht in ons land geïntroduceerd, precies honderd jaar geleden gevolgd door de introductie van de kinderrechter. In dit artikel wordt teruggeblikt op de creatie van de jeugdstrafrechter en op de ingrijpende veranderingen die zijn rol eind vorige eeuw onderging. Deze terugblik sluit af met een aantal aanbevelingen: herstel van de band tussen jeugdstrafrecht en jeugdbescherming, erkenning van het specialisme van de jeugdstrafrechter en herstel van de regierol van de jeugdstrafrechter in de executiefase.
De Volt-affaire nader bezien
De Amsterdamse voorzieningenrechter wees onlangs vrijwel alle vorderingen van Tweede Kamerlid Nilüfer Gündoğan toe in het kort geding dat zij tegen de partijleiding van Volt had aangespannen. Onder journalisten en politicologen, maar ook onder staatsrechtgeleerden heeft dit oordeel tot grote verontwaardiging geleid. Volgens sommigen gaat het in dit verband om political questions en had de Amsterdamse voorzieningenrechter zich daarom van een inhoudelijk oordeel moeten onthouden. Maar is dat wel zo?
De Autoriteit Persoonsgegevens als algoritme-waakhond; Toezichtreflex of…
De Autoriteit Persoonsgegevens is in inmiddels twee Vooraf'en in één adem genoemd met gebrekkige democratische legitimatie en onrechtmatig handelen. Dat zijn krasse standpunten. Alle reden dan ook om het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens en de positie, taken en verantwoordelijkheden van de AP nog eens in een breder perspectief voor het voetlicht te brengen.