Artikelen van Ewout Jansen
Tijdschrift
NJB 30 (2020)
Voor de rechtbank staat een been
Dit essay beoogt een lans te breken voor een pluriforme rechtswetenschap. Een onderzoeker die zich uitsluitend bezig wil houden met het op orde houden van het rechtssysteem moet dat zeker doen, maar een collega die op een verantwoorde manier empirisch onderzoek wil verrichten of voorstellen voor verandering wil doen, moet zich daartoe eveneens vrij voelen. Juristen hoeven in maatschappelijke discussies hun licht niet onder de korenmaat te steken en te veel (praktisch) belangrijke vragen vallen van tafel als onderzoekers zich in onderlinge discussies slechts zouden beperken tot het op orde houden van het rechtssysteem.
De bevoegdheden van de koning en de scheiding der machten
Welke bevoegdheden heeft de Koning eigenlijk allemaal wel niet en botst zijn macht met de trias politica? Past het beeld dat de Koning in de praktijk een ceremoniële rol heeft bij de feitelijke praktijk(geschiedenis) en de theoretische constitutionele orde van ons prachtland? Is de trias politica een dwingende rechtsnorm? Kan in procedures – waarbij de Koning partij is – wel sprake zijn van een eerlijk proces? Dat wordt eindelijk allemaal in dit doldwaze essay, doch met serieuze ondertoon, onderzocht. Ten slotte wordt besproken of – gelet op de nieuwerwetse rechtsontwikkeling van de public interest litigation – de republikeinen daadwerkelijk kans maken om in een procedure te bereiken dat de Staat zorgt dat de bevoegdheden van de Koning worden teruggebracht om in overeenstemming te blijven met de trias; zodat (ook) de Koning toegang krijgt tot een (van hem) onafhankelijke rechter.
Zuinig zijn op het medische tuchtrecht als kwaliteitsinstrument
Uitspraken van tuchtcolleges werden nogal eens bekritiseerd doordat het teveel een oordeel vanuit ‘de ivoren toren’ van de academische wereld zou betreffen. In het BIG-tuchtrecht is de balans echter naar de andere kant doorgeslagen. Dit volgt enerzijds uit de grote aandacht die in de tuchtrechtspraak wordt besteed aan zaken die niet medisch-inhoudelijk van aard zijn en anderzijds uit de grote aandacht die wordt besteed aan het zoveel mogelijk opvolgen van richtlijnen. In dit artikel wordt bepleit om door aanpassingen van de interpretatie van het BIG-tuchtrecht het medisch-inhoudelijke daarin weer op de eerste plaats te laten komen, dat wil zeggen om het medische tuchtrecht terug te geven aan de hulpverleners als essentieel instrument om de kwaliteit van hun handelen te verbeteren.
Tijdschrift
NJB 30 (2016)
Wat is openbare orde?
In deze bijdrage staat de vraag centraal wat nu eigenlijk de inhoud en betekenis is van het begrip openbare orde in Hoofdstuk XI van de Gemeentewet, waarin tal van openbare-ordebevoegdheden voor de burgemeester zijn neergelegd. In de literatuur circuleren sterk uiteenlopende opvattingen. Zelfs de elementaire vraag of het openbare-ordebegrip zich beperkt tot rechtsregels, wordt verschillend beantwoord. Voor rechters lijkt het openbare-orderecht glad ijs; zelden worden burgemeesters door hen in het ongelijk gesteld en veel verder dan een belangenafweging komt men vaak niet. Een andere belangrijke vraag die hier wordt behandeld is daarom: waardoor worden de grenzen gevormd bij de toepassing van openbare-ordebevoegdheden?
Lees het hele artikel in Navigator.
Identificaties door ooggetuigen
Ook recente jurisprudentie benadrukt dat rechters zelf voldoende deskundigheid bezitten om getuigenverklaringen op hun merites te kunnen beoordelen. Vaak zal dat best zo zijn, maar bij meervoudige confrontaties (‘Oslo-confrontaties’) ligt dat zo poneren de auteurs anders. Zulke confrontaties zijn namelijk dermate complex dat rechters er wijs aan doen de deskundigheid van een rechtspsycholoog in te roepen. Zij illustreren hun punt aan de hand van een drietal zaken, waarin niet onmiddellijk zichtbare fouten in de confrontatie-procedure tot twijfelachtige getuigenverklaringen leidden.
Lees het hele artikel in Navigator.
De eigen(aardige) procesbevoegdheid van de minderjarige
In het bestuursrecht en het strafrecht kan een minderjarige zelfstandig procederen. In het civiele procesrecht is sprake van een complex stelsel waarin talloze uitzonderingen de hoofdregel van procesonbekwaamheid hebben ondergesneeuwd. Deze bijdrage inventariseert dat algemene kader, somt enkele uitzonderingen op en analyseert met name de informele rechtsingang van het kind na een echtscheiding en de bijzondere rechtsfiguur van de bijzondere curator in het licht van enkele recente ontwikkelingen. Ten slotte wordt geconcludeerd dat een versimpelingsoperatie vermoedelijk zou zorgen voor een betere afstemming met het bestuursprocesrecht en het strafprocesrecht en meer recht doet aan de ruimte, die in de civiele rechtspraktijk feitelijk gezocht is wanneer kinderen ‘in nood’ met succes zelfstandig hebben geprocedeerd.
Lees het hele artikel in Navigator.