Artikelen van Cathrijn van der Vleuten
Tijdschrift
NJB 10 (2022)
Processuele beslissingen van de bestuursrechter: biased ten gunste van de overheid?
De bestuursrechter kan bij het behandelen van een beroepszaak procedurele beslissingen nemen die ten gunste van de burger of juist ten gunste van het bestuursorgaan kunnen uitpakken. Er is reden om te veronderstellen dat hij vaker beslissingen neemt ten gunste van het bestuursorgaan dan van de burger. Maar klopt die veronderstelling? En mocht die veronderstelling kloppen: is er dan sprake van een bias ten opzichte van het bestuursorgaan, inhoudende dat de rechter ongerechtvaardigd het bestuursorgaan meer processuele mogelijkheden biedt dan de burger?
Herindelen en vertrouwen – een casus
Een nauwkeurige reconstructie van de herindeling van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer tot de nieuwe gemeente Groningen toont een inkijk in de Nederlandse politieke cultuur die complotdenken in de hand werkt. Dat is niet de opzet van de bestuurders. Zij doen hun werk naar eer en geweten, maar zetten daarbij middelen in die niet stroken met wat veel Nederlanders een rechtvaardige procedure vinden. De oorzaak is terug te voeren naar door burgers ervaren gebrekkige rechtszekerheid. Aan de hand van deze casus wordt onderzocht of dit terecht is.
Van verplichte geestelijke gezondheidszorg naar verplichte anticonceptie?
Met de inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is de jarenlange ethisch-juridische discussie omtrent preventie van onverantwoord ouderschap nieuw leven ingeblazen. Inmiddels is er een heel aantal uiteenlopende rechterlijke uitspraken gewezen over de (on)mogelijkheid om verplichte anticonceptie op te leggen op grond van de Wvggz. Deze bijdrage bespreekt de betekenis van die rechterlijke uitspraken. Op basis van deze jurisprudentieanalyse wordt de wenselijkheid van verplichte anticonceptie binnen de verplichte geestelijke gezondheidszorg beoordeeld.
Waarom werd Wilders veroordeeld?
De Rechtbank Den Haag en het Hof Den Haag veroordeelden Geert Wilders voor zijn ‘minder, minder, minder…’ toespraak op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Wilders met zijn standaardoverweging dat een politicus in het publieke debat de verantwoordelijkheid draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het volgens de Hoge Raad niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie, maar ook om uitlatingen die ‘direct of indirect aanzetten tot onverdraagzaamheid’. Die laatste toevoeging is problematisch, omdat aanzetten tot onverdraagzaamheid niet strafbaar is op grond van het Nederlandse strafrecht. Bovendien sprak het Hof Den Haag Wilders vrij van het aanzetten tot haat en discriminatie vanwege het ontbreken van het vereiste opzet bij Wilders. Dat roept de vraag op of zijn veroordeling wel terecht was.