Artikelen van Carolien Noorduyn
Tijdschrift
NJB 21 (2015)
De beoordeling van euthanasie en hulp bij zelfdoding bij psychiatrische en demente patiënten
Minister Schippers wil dat een arts die overweegt om in te gaan op het verzoek om hulp bij zelfdoding van een psychiatrisch patiënt altijd een onafhankelijk psychiater moet consulteren. Op grond van het Chabotarrest en de daaraan in de Richtlijn van de NVvP gegeven onderbouwing behoort het tot de extra behoedzaamheid die de toetsingscommissies eisen, om bij psychiatrische patiënten in beginsel altijd een onafhankelijk psychiater te raadplegen. De redenen voor extra behoedzaamheid gelden grotendeels ook bij demente patiënten. Maar de toetsingscommissies laten een gebrek aan uniformiteit in de beoordeling zien. Sommigen laten niet alleen die uitdrukkelijke beoordeling achterwege, maar laten ook afwijkingen van de norm passeren zonder daar in het oordeel aandacht aan te besteden. Daarbij zijn verscheidene gevallen waarin de wilsbekwaamheid van de patiënt niet boven alle twijfel verheven is. De minister heeft dus gelijk: het is van groot belang dat de consultatie-eis niet alleen in de NVvP-richtlijn, maar ook in een Richtlijn voor specialisten ouderengeneeskunde wordt neergelegd, en door de toetsingscommissies wordt opgenomen in de ‘code of practice’ die onlangs is gepubliceerd en waarin slechts ten dele aan de wensen van de minister wordt voldaan.
Levensbeëindiging bij pasgeborenen
Het KNMG-standpunt inzake medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen met zeer ernstige afwijkingen geeft zich te weinig rekenschap van relevante juridische aspecten. Daarnaast toont de evaluatie van de Regeling inzake de centrale deskundigencommissie aan dat er onvoldoende adequaat maatschappelijk toezicht op de huidige neonatale levensbeëindigingspraktijk bestaat. Om de impasse in de discussie over toelaatbaar levensbeëindigend handelen in de neonatologie en passend maatschappelijk toezicht daarop te doorbreken, willen de verantwoordelijke bewindslieden meer tegemoet komen aan de normeringswensen vanuit de medische beroepsgroep. Bij het inrichten van de nieuwe Regeling behoren echter ook relevante juridische overwegingen te worden betrokken. Dat dit artsen doorgaans afschrikt is jammer, maar die angst duidt vooral op een gebrek aan inzicht in het maatschappelijk belang dat met het toezicht gemoeid is.
‘Ne bis in idem’ nu ook een beginsel van ongeschreven recht
De administratiefrechtelijke maatregel ‘deelname aan het alcoholslotprogramma’ (hierna: ASP) op te leggen door het CBR heeft inmiddels tot de nodige jurisprudentie geleid. Op 4 maart 2015 verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de regeling waarin het alcoholslotprogramma is opgenomen onverbindend. Een dag eerder oordeelde de strafkamer van de Hoge Raad dat het niet is toegestaan om iemand aan wie deelname aan het ASP is opgelegd ook strafrechtelijk te vervolgen. De motivering die de Hoge Raad aan dit oordeel ten grondslag legt, is een opmerkelijke die mogelijk verstrekkende gevolgen heeft voor de inbedding van het ‘ne bis in idem’- beginsel in ons rechtsbestel.
Een zieke vreemdeling moet in het land van herkomst feitelijke toegang tot medische zorg krijgen
Hoe bepaal je of een zieke vreemdeling terug kan naar zijn land van herkomst zonder dat hij daar het risico loopt op ernstige lichamelijke of psychische schade vanwege het ontbreken van de juiste medische zorg aldaar? In Nederland laat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zich over die vraag adviseren door het Bureau Medische Advisering (BMA). Het BMA wint via vertrouwensartsen ter plaatse informatie in over de aanwezigheid van noodzakelijke zorg in het land van herkomst. Op basis van het advies van het BMA besluit de IND vervolgens of de zieke vreemdeling terug kan of hier mag blijven.
Tijdschrift
NJB 12 (2013)
Supersnelrecht bij de Afdeling
De nationalisatie van SNS
Op 1 februari 2013 heeft de Minister van Financiën, gebruikmakend van de nieuwe Interventiewet, besloten tot onteigening van effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal en haar dochter SNS Bank. Naast de uitstaande aandelen werden ook achtergestelde obligaties en onderhandse leningen onteigend. Als klap op de vuurpijl werden zelfs de eventuele verplichtingen en aansprakelijkheden jegens SNS onteigend. Belanghebbenden konden binnen tien dagen bij de Afdeling in beroep komen tegen het besluit en dat deden ze massaal. De beroepen zijn grotendeels verworpen, slechts het onteigeningsbesluit van de verplichtingen en aansprakelijkheden jegens SNS is vernietigd. Respect voor de Afdeling, die onder hoge tijdsdruk op 25 februari tal van lastige vragen beantwoordde in een helder gemotiveerde uitspraak. De Interventiewet heeft zijn waarde bewezen maar ook is duidelijk geworden dat het de minister ontbrak aan voldoende bevoegdheden om het paardenmiddel van de onteigening te omzeilen. Daar kan iets aan gedaan worden.
Op 1 februari 2013 heeft de Minister van Financiën, gebruikmakend van de nieuwe Interventiewet, besloten tot onteigening van effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal en haar dochter SNS Bank. Naast de uitstaande aandelen werden ook achtergestelde obligaties en onderhandse leningen onteigend. Als klap op de vuurpijl werden zelfs de eventuele verplichtingen en aansprakelijkheden jegens SNS onteigend. Belanghebbenden konden binnen tien dagen bij de Afdeling in beroep komen tegen het besluit en dat deden ze massaal. De beroepen zijn grotendeels verworpen, slechts het onteigeningsbesluit van de verplichtingen en aansprakelijkheden jegens SNS is vernietigd. Respect voor de Afdeling, die onder hoge tijdsdruk op 25 februari tal van lastige vragen beantwoordde in een helder gemotiveerde uitspraak. De Interventiewet heeft zijn waarde bewezen maar ook is duidelijk geworden dat het de minister ontbrak aan voldoende bevoegdheden om het paardenmiddel van de onteigening te omzeilen. Daar kan iets aan gedaan worden.
Zorgplichten van multinationals in Nederland
‘Second best’ zo slecht nog niet?
Op 30 januari jl. wees de Rechtbank Den Haag een zoals hier zal worden betoogd baanbrekend eindvonnis inzake de aansprakelijkheidsclaims tegen Shell door een viertal Nigeriaanse boeren en de Nederlandse NGO Milieudefensie. Het baanbrekende aspect is simpelweg het feit dat de Rechtbank zich inhoudelijk en in één geval bevestigend uitspreekt over de vraag of en in hoeverre de aangesproken ondernemingen in rechte verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de in het geding zijnde olielekkages. De uitspraak laat zien dat ‘second best’ helemaal zo slecht nog niet hoeft te zijn, en dat foreign direct liability claims op basis van andere juridische grondslagen dan de Alien Tort Statute niet alleen politiek minder omstreden zullen zijn maar wellicht, onder omstandigheden, juridisch ook kansrijker.
Op 30 januari jl. wees de Rechtbank Den Haag een zoals hier zal worden betoogd baanbrekend eindvonnis inzake de aansprakelijkheidsclaims tegen Shell door een viertal Nigeriaanse boeren en de Nederlandse NGO Milieudefensie. Het baanbrekende aspect is simpelweg het feit dat de Rechtbank zich inhoudelijk en in één geval bevestigend uitspreekt over de vraag of en in hoeverre de aangesproken ondernemingen in rechte verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de in het geding zijnde olielekkages. De uitspraak laat zien dat ‘second best’ helemaal zo slecht nog niet hoeft te zijn, en dat foreign direct liability claims op basis van andere juridische grondslagen dan de Alien Tort Statute niet alleen politiek minder omstreden zullen zijn maar wellicht, onder omstandigheden, juridisch ook kansrijker.
Klagen over nemo tenetur? Niet langer bij de beklagrechter!
Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad lijkt te volgen dat over (dreigende) schending van het nemo enetur-beginsel niet langer kan worden geklaagd in de beklagprocedure. Daarmee bestaat er de facto geen rechtsmiddel meer om tegen te gaan dat informatie die in een procedure met een verplichtend karakter is afgegeven in het strafrechtelijk onderzoek wordt betrokken.
Reactie op Bewijsbeslissingen bij kantonrechters dubieus
Discussie of rookgordijn
‘Het gaat om de discussie, dat is waar het in de wetenschap om draait,’ zo stelt Peter van Koppen. Het artikel Bewijsbeslissingen bij kantonrechters dubieus heeft beslist discussie opgeleverd. Kamervragen door PvdA-kamerlid Jeroen Recourt zelfs. Tegelijkertijd wordt door wetenschapper Van Koppen, voorzitter Kring van kantonrechters Wiegman en de Raad van de Rechtspraak een rookgordijn opgetrokken. Volgens Van Koppen is ons zero-budget onderzoekje van ‘nul wetenschappelijke waarde’. Volgens Wiegman wordt er maar wat rondgebazuind en de RvdR bijt zich vast in gemankeerde statistiek. Het voert te ver om alle kritiek en steunbetuigingen te bespreken, maar de Kamervragen bieden interessante aanknopingspunten.