Wet van 20-01-2021, Stb. 2021, 94

Wet tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57) (Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening)

—Deze wet strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57). De verordening heeft rechtstreekse werking. De zeehavenverordening geeft een juridisch raamwerk voor de toegang tot de markt voor in de verordening met name genoemde havendiensten en de transparantie van financiële relaties tussen overheden enerzijds en havenbeheerders en havendienstverleners anderzijds. De zeehavenverordening beoogt een vrije toegang tot de markt te bieden voor in de verordening met name genoemde havendiensten en meer transparantie te krijgen in de financiële relaties tussen overheden enerzijds en havenbeheerders en havendienstverleners anderzijds. Dit wordt in Nederland al geborgd door de Mededingingswet. De ACM is op grond van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt met de handhaving van deze wetgeving belast.

Hetgeen in de zeehavenverordening wordt geregeld is, met uitzondering van het klachtrecht, over het algemeen door de mededingingswetgeving in Nederland al gemeen goed. Deze wet bevat de noodzakelijke uitvoerings- en handhavingsbepalingen. Er is daarbij zo veel mogelijk aangesloten bij de bestaande Nederlandse systematiek. Voor een aantal onderwerpen, waaronder de verplichting tot het opleggen van een heffing voor het gebruik van haveninfrastructuur, het klachtrecht, en de handhaving en sanctionering van de zeehavenverordening is uitvoeringswetgeving noodzakelijk. Zo wordt geregeld dat een havenbeheerder of bevoegde instanties een heffing op het gebruik van haveninfrastructuur moeten opleggen. Daarnaast wordt een klachtrecht geïntroduceerd. De klachtenbehandeling op grond van deze wet komt in grote lijnen overeen met de tekst van de betreffende artikelen uit de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. Aanbieders van havendiensten, bevoegde instanties en havenbeheerders tegen wie een klacht is ingediend zijn verplicht aan de afhandeling er van alle noodzakelijke medewerking te verlenen. Zij dienen een besluit van de ACM naar aanleiding van een ingediende klacht, op te volgen. De ACM wordt aangewezen als toezichthouder. De wet regelt dat de ACM bij overtreding van deze wet of de zeehavenverordening een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste € 900.000 of, indien dat meer is, 10% van de omzet van de overtreder. De ACM houdt geen toezicht op de naleving van de artikelen 9 en 14 van de zeehavenverordening. Deze artikelen, die de sociale en arbeidsregelgeving betreffen, ­worden overeenkomstige het nationale recht civielrechtelijk of bestuursrechtelijk gehandhaafd.

Inwerkingtreding op een bij kb te bepalen tijdstip.

Kamerstukken