Wet van 27-05-2020, Stb. 2020, 173 en inwerkingtredingsbesluit van 05-06-2020, Stb. 2020, 174

Wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong

—De wet bevat zeven maatregelen die met name de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aanpassen. De maatregelen hebben tot doel dat werken naast de uitkering lonender moet worden, dat jonggehandicapten altijd kunnen terugvallen op het recht op uitkering en dat zij hun rechten behouden als zij onderwijs volgen. Tevens worden de verschillende regimes in de Wajong goeddeels geharmoniseerd. De verschillende regimes in de Wajong (kortheidshalve jonggehandicapten die voor 2010 de Wajong in zijn gestroomd (oude Wajong, hierna: oWajong), jonggehandicapten die tussen 2010 en 2015 de Wajong (Wajong2010) zijn ingestroomd en de jonggehandicapten die vanaf 2015 de Wajong (Wajong2015) zijn ingestroomd) worden goeddeels geharmoniseerd. De eerste maatregel is het vervangen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de oWajong (inclusief Bremanregeling) en de inkomensondersteuning in de werkregeling, voortgezette werkregeling én Bremanregeling in de Wajong2010 door één geharmoniseerde regeling voor inkomensondersteuning. Het doel van deze maatregel is dat (meer) werken loont. Het totale inkomen (loon + uitkering) moet naarmate iemand meer gaat werken toenemen. In het kader van eenduidigheid in de uitvoering en uitlegbaarheid aan Wajongers, wordt de geharmoniseerde regeling voor inkomensondersteuning ook toegepast op werkenden in de Wajong2015. Bij amendement is toegevoegd dat mensen met duurzaam geen arbeidsvermogen die een Wajonguitkering ontvangen de mogelijkheid hebben om een beperkt inkomen uit arbeid te ontvangen, zonder dat dit direct volledig verrekend wordt met hun uitkering en ook dat mensen die met loondispensatie werken tenminste een totaal­inkomen hebben gelijk aan het functieloon behorende bij de dienstbetrekking.

Onder jonggehandicapten bestaat de angst dat zij, wanneer zij gaan werken, hun recht op een uitkering verliezen of het recht niet meer kunnen laten herleven. De tweede maatregel is daarom het harmoniseren van de regels voor het eindigen van het recht op oWajong en Wajong2010 en versoepeling van de regels voor het herleven van het recht. Het doel is om de ervaren belemmering voor Wajongers om te participeren weg te nemen.

De derde maatregel betreft het wijzigen van de verplichting om een passend werkaanbod te accepteren. De beleidsdoorlichting laat zien dat dit instrument nauwelijks wordt toegepast. De verplichting passend werkaanbod te aanvaarden in de Wajong2010, als ontbindende voorwaarde voor het recht op inkomensondersteuning, wordt geschrapt. In de plaats daarvoor wordt de verplichting een passend werkaanbod te accepteren, zoals nu ook al in de oWajong, voor de Wajong2010 een voorwaarde bij de inzet van re-integratie door UWV.

Het schrappen van de studieregeling in de Wajong2010 is de vierde maatregel. Hierdoor wordt een financiële belemmering weggenomen voor jonggehandicapten om te starten met een studie. Ook wordt voorkomen dat een jonggehandicapte vroegtijdig stopt met een studie teneinde een volledige Wajong-uitkering te ontvangen in plaats van een uitkering van 25 procent van het wettelijk minimumloon (WML). Parallel aan het schrappen van de studieregeling in de Wajong2010 wordt de uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015 geschrapt. Het doel van deze vijfde maatregel is om te voorkomen dat het recht op een uitkering reden is om te stoppen met onderwijs. Onderwijs biedt immers mogelijkheden tot ontplooiing en een gelegenheid om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen, ook wanneer perspectief op de arbeidsmarkt ontbreekt. Door het schrappen van de studieregeling in de Wajong2010 en de uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015 komt de manier waarop wordt omgegaan met studie in de oWajong, Wajong2010 en Wajong2015 overeen.

Verder bevat de wet twee aanverwante wijzigingen in de Wajong. Dat betreft het afsluiten van de toegang tot de oWajong voor personen geboren vóór 1980 die op basis van overgangsrecht nog steeds een aanvraag kunnen indienen voor de oWajong. De wet maakt het daarnaast mogelijk dat mensen in de oWajong, net als in de Wajong2010 en Wajong2015 op eigen verzoek hun uitkering kunnen beëindigen.

Inwerkingtreding

De artikelen I, III, IV, V en VI treden in werking met ingang van 01-01-2021, met uitzondering van artikel I, onderdelen C, D, E, F, onder 2, P, R, onder 7, U, V en NN, en artikel III, die in werking treden met ingang van 01-09-2020, en de zinsnede ‘van het minimumloon’ in het in artikel I, onderdeel S, voorgestelde artikelen 2:40, vierde lid, en het in artikel I, onderdeel Z, voorgestelde artikel 3:8, vierde lid.

Kamerstukken