Besluit van 08-06-2020, Stb. 2020, 163

Besluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284)

—Artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van die richtlijn inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld verplicht de lidstaten rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de ingevolge de richtlijn strafbaar te stellen feiten, wanneer deze zijn gepleegd door een eigen onderdaan. In het verlengde daarvan bepaalt het tweede lid, onderdeel a, van artikel 10 dat deze rechtsmachtsgrondslag, onder notificatie aan de Commissie, kan worden uitgebreid tot personen die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats hebben. Deze voorzieningen vereisen dat de uitoefening van rechtsmacht op basis van het actief personaliteitsbeginsel mogelijk is zonder dat daarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid geldt (vgl. artikel 7, eerste lid, Sr). Om dat te regelen is artikel 4 van het besluit met een nieuw zevende onderdeel aangevuld.

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 24-11-2020, Stb. 2020, 481

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 8 juni 2020 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284) (Stb. 2020, 163)

—Het besluit treedt in werking met ingang van 01-01-2021.