De familiekamer van de Rechtbank Den Haag heeft op 17 december 2021 in drie zaken prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De rechtbank hoopt van de Hoge Raad antwoord te krijgen op een aantal lastige vragen die in de praktijk regelmatig terugkomen.

In twee van deze zaken gaat het om wensouders die ervoor hebben gekozen om hun kinderwens via hoogtechnologisch draagmoederschap in het buitenland te realiseren. In de derde zaak is de verzoekende partij een non-binaire persoon.

Draagmoederschap

In de eerste van deze twee zaken gaat het om twee Israëlische mannen, de wensouders die ervoor hebben gekozen om hun kinderwens in de VS, via hoogtechnologisch draagmoederschap, te realiseren. Van de geboorte van het kind is in de VS een geboorteakte opgemaakt waarin de wensouders als ouders zijn vermeld. Tevens zijn latere uitspraken van een Amerikaanse rechter en van een Israëlische rechter in het geding gebracht waaruit zou volgen dat de wensouders in de VS en in Israël al ouders van het kind zijn. De wensouders willen ook in Nederland als ouders met gezag erkend worden.

De tweede zaak betreft Nederlandse wensouders die niet op eigen kracht een kind hebben kunnen verwekken en ervoor gekozen hebben om hun kinderwens in het buitenland, via hoogtechnologisch draagmoederschap, te realiseren. Van de geboorte van het kind is in het buitenland een geboorteakte opgemaakt. De wensouders zijn daarin als ouders vermeld. Zij wonen nu met het kind in Nederland. Zij willen ook in Nederland als ouders met gezag kunnen functioneren, maar kunnen dat op dit moment nog niet. Van de draagmoeder is slechts een Georgisch adres bekend.

In Nederland zijn geen wettelijke regelingen voorhanden die de rechtsgevolgen van draagmoederschap regelen. Internationale regelingen ontbreken evenzeer. Dit plaatst de rechtbank voor d rechtsvragen, die vooral gelegen zijn op het gebied van het internationaal privaatrecht die in een dertiental prejudiciële vragen aan de Hoge Raad worden gesteld.

Geboorteakte van een nonbinaire persoon

In de derde zaak is de verzoekende partij een non-binaire persoon, die zich voor ongeveer 60% als man en 40% als vrouw identificeert. In de geboorteakte van de verzoekende partij is het mannelijk geslacht vermeld. Bij het tonen van het paspoort ontstaan ongemakkelijke situaties omdat het daarin vermelde geslacht ‘man’ niet strookt met de genderbeleving van deze persoon. Hierom is aan de rechtbank verzocht om de geboorteakte te verbeteren en een genderneutrale aanduiding op te nemen. De Nederlandse wet biedt hiervoor (nog) geen mogelijkheid en rechtbanken gaan hier verschillend mee om. Daarom heeft de rechtbank ook in deze zaak aan de Hoge Raad verzocht om duidelijkheid te verschaffen. Meer specifiek vraagt de rechtbank of de rechter bij de huidige stand van de wetgeving, gegeven de maatschappelijke en juridische ontwikkelingen en gelet op de afwachtende opstelling van de wetgever, op grond van het bepaalde in artikel 8 EVRM (recht op respect voor het privéleven) er ruimte is om op verzoek van een non-binaire persoon tot toewijzing van een verzoek te komen dat leidt tot een genderneutrale registratie in de registers van de burgerlijke stand? Of gaat dit (nog steeds) de rechtsvormende taak van de rechter te buiten? Als het antwoord op de eerste vraag bevestigend is wordt gevraagd op wat voor wijze dan in een genderneutrale vermelding in de registers van de burgerlijke stand kan worden voorzien.

ECLI:NL:RBDHA:2021:13949

ECLI:NL:RBDHA:2021:13950

ECLI:NL:RBDHA:2021:13948

Laatste nieuws