Op 2 juni 2020 is door het EHRM bekend gemaakt dat de klacht tegen Nederland die op 4 april 2019 door de advocaat mr. W.H. Jebbink is ingediend over de inzet van zogeheten ‘reservisten’ bij de Hoge Raad ontvankelijk is verklaard. De klacht heeft betrekking op schending van artikel 6 lid 1 EVRM en betreft de praktijk bij de Hoge Raad om bij het debat in raadkamer niet alleen de zetel, maar ook de andere leden van de kamer, en in voorkomende gevallen die kameroverstijgend zijn, ook leden van andere kamers in de beraadslaging te betrekken. Blijkens het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van 28 augustus 2017 beraadslagen ‘reservisten’ mee met het oog op het bewaken van de rechtseenheid.

De klacht houdt in, dat de inschakeling van deze ‘reservisten’ in strijd komt met verschillende aspecten van artikel 6 lid 1 van het EVRM. Niet alleen is hun aandeel in de berechting niet ‘established by law’, aangezien artikel 75 lid 3 RO spreekt over een zetel van drie of vijf raadsheren en het protocol enige basis in wet- of regelgeving ontbeert. Ook is sprake van een gebrek aan (interne) onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de zetel en van de reservisten.

Subject matter of the case
Het EHRM heeft de kern van de klacht op deze wijze samengevat in een op 2 juni 2020 op zijn website gepubliceerde ‘subject matter of the case.’ Daaruit blijkt dat de klacht op 15 april 2020 aan de Nederlandse Staat is toegezonden. Het EHRM heeft de partijen twee vragen voorgelegd. In de eerste plaats de bekende vraag of de nationale rechtsmiddelen wel waren uitgeput over de deelname van de reservisten aan de beraadslaging, en in de tweede plaats de kwestie zelf: is de klacht in cassatie van de klaagster over haar veroordeling door het gerechtshof behandeld en beslist door een onafhankelijke en onpartijdige rechter die bij wet is ingesteld, zoals vereist door artikel 6 lid 1 van het EVRM?

Wrakingskamer
De wrakingskamer van de Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 21 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2397) de klachten over schending van artikel 6 lid 1 EVRM in deze zaak afgewezen, hoofdzakelijk aanvoerend dat het hier een kwestie van onafhankelijkheid betreft en niet van onpartijdigheid, en dat de wet de wrakingskamer alleen de bevoegdheid geeft te oordelen over gebrek aan onpartijdigheid. Klaagster had volgens de wrakingskamer de reservistenkwestie ‘in de hoofdzaak zelf, zo nodig door het aanwenden van een rechtsmiddel’ kunnen aankaarten.

Voorgeschiedenis
Eerder heeft prof. Jessurun d’Oliveira over het onderwerp geschreven in NJB 1999, afl. 9, p. 377-384 en NJB 2016/1474, afl. 29, pp. 2078-2082. Bovendien heeft hij aangifte gedaan van het ambtsmisdrijf van het schenden van het geheim van de raadkamer, maar deze aangifte werd door het OM geseponeerd. (Zie NJB 2017/2082, afl. 38, p. 2861). Hij schreef hierover en over de strijd van het reservistenstelsel met veel aspecten van artikel 6 lid 1 EVRM in 2019 Een boekje open over de Hoge Raad en zijn ‘reservisten’ (Ars Aequi). Hij en mr. Jebbink werken in deze zaak nauw samen.

 

EHRM Application no. 19365/19, Johanna Kuijt against the Netherlands, ingediend 4 april 2019, behandeld door de Fourth Section.

Laatste nieuws