Nederland moet bereidheid tonen om buitgemaakte koloniale cultuurgoederen onvoorwaardelijk terug te geven. Beleid aangaande de koloniale collecties in Nederlandse musea moet gebaseerd worden op erkenning van onrecht en de bereidheid om dit onrecht zoveel mogelijk te herstellen.

Dat staat in het adviesrapport van de Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties, dat op 7 oktober 2020 aan minister Van Engelshoven (OCW) is overhandigd.

De adviescommissie werd vorig jaar op verzoek van de minister ingesteld door de Raad voor Cultuur. Bij brief van 15 oktober 2019 verzocht de minister de Raad voor Cultuur een onafhankelijke adviescommissie in te stellen met als opdracht:
- een toekomstperspectief te schetsen op de omgang met het koloniaal erfgoed in brede zin en met betrekking tot internationale samenwerking en teruggave in het bijzonder;
- te adviseren over een procedure voor de omgang met individuele claims op objecten uit collecties met een koloniale context.

De Adviescommissie, onder voorzitterschap van Lilian Gonçalves-Ho Kang You en met verder als ledenj Leo Balai, Brigitte Bloksma, Martine Gosselink, Henrietta Lidchi, Valika Smeulders, Hasti Tarekat Dipowijoyo en Joris Visser, heeft het uitgebreide rapport onlangs afgerond. 

Aanbevelingen

In het rapport staan de volgende aanbevelingen:

  1. De eerste stap in de ontwikkeling van een beleid over de omgang met koloniale collecties is naar oordeel van de Commissie de erkenning dat door het tegen hun wil in bezit nemen van cultuurgoederen, de oorspronkelijke bevolking van de koloniale gebieden onrecht is aangedaan.
  2. De tweede stap is het uitspreken van de bereidheid om dit historisch onrecht, dat tot op de dag van vandaag nog als onrecht wordt ervaren, waar mogelijk te herstellen en deze bereidheid tot uitgangspunt te maken van het beleid over de omgang met koloniale collecties.
  3. De Commissie adviseert dat beleid vast te stellen na dit afgestemd te hebben met de landen waar Nederland langere tijd koloniaal gezag uitoefende, waaronder in ieder geval Indonesië, Suriname en de Caribische eilanden.
  4. Als inzet voor deze gezamenlijke beleidsontwikkeling adviseert de Commissie om richting de landen waar Nederland koloniaal gezag uitoefende, de bereidheid uit te spreken tot een onvoorwaardelijke teruggave van alle cultuurgoederen waarvan met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangetoond dat de herkomstlanden deze indertijd onvrijwillig zijn kwijtgeraakt en die vervolgens in bezit van de Nederlandse Staat zijn gekomen. Dit vanzelfsprekend voor zover het land van herkomst deze teruggave ook wenst.
  5. De bereidheid tot onvoorwaardelijke teruggave betekent dat het belang van het herstel van historisch onrecht bij een verzoek om teruggave niet wordt afgewogen tegen andere belangen, hoe relevant deze op zichzelf genomen ook kunnen zijn.
  6. De Commissie adviseert richting de herkomstlanden waar Nederland koloniaal gezag uitoefende, aan te geven dat Nederland ook bereid is om verzoeken tot teruggave in overweging te nemen van cultuurgoederen in rijksbezit waarvan de herkomstgeschiedenis niet kan worden vastgesteld of niet wijst op onvrijwillig bezitsverlies.
  7. De Commissie adviseert om ook verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen in rijksbezit in overweging te nemen van landen die door andere mogendheden gekoloniseerd waren. Omdat bij dergelijke verzoeken een bredere afweging aan de orde kan zijn, adviseert de Commissie daarover steeds naar redelijkheid en billijkheid en op grond van een afweging van belangen te besluiten.
  8. Een besluit over een verzoek tot teruggave van een cultuurgoed door het land van herkomst dient, voor zover het cultuurgoed eigendom is van de Staat, genomen te worden door de minister van OCW. De Commissie adviseert dat de minister over deze verzoeken besluit op geleide van een openbaar advies van een daartoe in te stellen onafhankelijke Adviescommissie.
  9. De Commissie adviseert om een Expertisecentrum Herkomst Koloniale Cultuurgoederen op te richten met als taken de verificatie van de herkomst van cultuurgoederen bij teruggaveverzoeken, het voor zover nodig doen, of laten doen, van aanvullend herkomstonderzoek, het opzetten, beheren en algemeen toegankelijk maken van een database over de herkomst van koloniale cultuurgoederen in Nederlandse musea en de deskundigheidsbevordering van musea.
  10. Een noodzakelijke voorwaarde voor het uitvoeren van de door de Commissie geadviseerde beleidslijn, is kennis over wat er in de Nederlandse musea aan koloniale cultuurgoederen aanwezig is en over de wijze waarop deze cultuurgoederen indertijd zijn verworven. Voor de herkomstlanden is deze kennis onontbeerlijk om cultuurgoederen terug te kunnen vragen. De Commissie adviseert de minister de musea te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor het doen van onderzoek naar de herkomstgeschiedenis van hun koloniale cultuurgoederen en hun kennis daarover toegankelijk te maken voor de herkomstlanden.
  11. De Commissie adviseert de ministers van OCW, Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de museale samenwerking tussen Nederland en de herkomstlanden tot onderwerp van het internationale cultuurbeleid te maken. Ook adviseert de Commissie de minister van OCW in het beleid met betrekking tot de BES-eilanden aandacht aan deze museale samenwerking te geven.
  12. Ten slotte: ook andere Europese ex-koloniale mogendheden zijn op dit moment zoekende hoe zij moeten omgaan met hun koloniale cultuurgoederen. De Commissie adviseert daarom om, al dan niet in Unescoverband, te investeren in de uitwisseling van kennis, ideeën en opvattingen tussen deze landen en om met gelijkgestemden naar mogelijkheden te zoeken voor meer internationale samenwerking en afstemming.

 

Lees hier het hele rapport Koloniale collecties en erkenning van onrecht

Bron: www.raadvoorcultuur.nl

Laatste nieuws