Nederlands Juristenblad 6
12 februari 2015
2015/2
De invloed van het onbewuste van de rechter op het rechterlijk oordeel
De onpartijdige rechter spreekt recht zonder vooroordeel, vooringenomenheid of voorkeur. De rechter moet zich bewust zijn van persoonlijke vooroordelen en moet zich, bij de oordeelsvorming, telkens afvragen of het oordeel vrij is van die persoonlijke vooroordelen. Het is van belang dat hierbij ook de rol van het onbewuste van de rechter bij het vormen van het oordeel onder de loep wordt genomen. In dit artikel wordt namelijk betoogd dat de onpartijdigheid onder rechtstreekse invloed staat van het onbewuste. Controle van het onbewuste is bovendien onmogelijk. Op welke manier kan de invloed van het onbewuste van de rechter dan in ieder geval inzichtelijk worden gemaakt? Want het grootste gevaar schuilt niet in de onbewuste gedachten zelf, maar in het hebben van een te groot vertrouwen in de invloed van bewuste gedachten en een onderschatting van de invloed van onbewuste gedachten.
Rationele besliskunde in het strafrecht
De sprong van bewijs naar beslissing
Magistraten kunnen niet comfortabel volstaan met de uitspraak dat een scenario een bepaalde aannemelijkheid heeft: zij moeten beslissen welk verhaal zij voor waar houden, en daaraan gevolgen verbinden. Zij moeten de sprong van bewijs naar beslissing maken. Dit stuk richt zich specifiek op een onderdeel van die sprong, namelijk die tussen het forensisch bewijs en de strafrechtelijke beslissing. Dit is een urgent onderwerp door enerzijds de snelle forensische ontwikkelingen en anderzijds door de onderkenning van de psychologische moeilijkheden bij de interpretatie van bewijs. Rationele besliskunde, een methode om hierin systematisch te redeneren, kan in theorie helpen om verantwoord te springen van bewijs naar beslissing.
Bayes een brug te ver?
De eigenlijke inzet van het debat over de toepassing van het theorema van Bayes in de strafrechtpraktijk is de vraag hoe beoefenaren van het strafrecht, de toedracht van strafzaken kunnen reconstrueren. Die vraag is in het juridische denken systematisch verwaarloosd en onderbelicht gebleven. Statistische begrippen als likelihood-ratio en a-posteriorikans min of meer gelijk stellen aan juridische begrippen als redengevendheid en toereikendheid van het bewijs doet geen recht aan het feit dat de laatste twee uiterst buigbare, plastische en nauwelijks begrensde begrippen zijn die aan de Bayesiaanse getalsmatige discipline ontsnappen. Daardoor is de praktische toepasbaarheid van de formule van Bayes beperkt. Bovendien sluit de rolverdeling die in voorbeelden rond de formule van Bayes nogal eens wordt voorondersteld vaak slecht aan bij de strafrechtelijke werkelijkheid.
Eerder verschenen
NJB 5 (2015)
5 februari 2015
NJB 4 (2015)
29 januari 2015
NJB 3 (2015)
22 januari 2015
NJB 2 (2015)
15 januari 2015
NJB 1 (2015)
12 januari 2015