Nederlands Juristenblad 5
5 februari 2015
2015/2
Bewijsrechtelijke grenzen voor rapporten van de Onderzoeksraad voor veiligheid
Als er een ramp plaatsvindt, wil iedereen die zich er bij betrokken voelt antwoord op de vraag hoe dat heeft kunnen gebeuren. Maar niet iedereen die dat wil weten heeft dezelfde motieven. Wil men een schuldige kunnen aanwijzen, of wil men voorkomen dat een dergelijke ramp zich zal herhalen? Wat de Onderzoeksraad voor veiligheid betreft is de opdracht duidelijk: de blik van de Onderzoeksraad is op de toekomst gericht. In een gerechtelijke procedure mogen (onder meer) ‘verklaringen van personen, afgelegd in het kader van het onderzoek van de raad’ dan ook niet als bewijs worden gebruikt. Het zou namelijk onwenselijk zijn als betrokkenen bevreesd zouden zijn openheid van zaken te geven uit vrees voor aansprakelijkstelling of vervolging. De betekenis van dit in artikel 69 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid neergelegde verbod blijkt, niettegenstaande de heldere ratio ervan, tamelijk gecompliceerd te zijn.
Vrijheid van expressie na Charlie
De wereld verkeert in een fase waarin de mogelijkheid van religiekritiek een onontbeerlijke voorwaarde is om deze wereld in gunstige zin te beïnvloeden. Want als religieus fundamentalisten erin slagen kritiek te smoren dan is elke hoop op een vreedzame wereld, en het behoud van de beginselen van een democratische rechtsstaat, vervlogen. Er staat dus veel op het spel.
Wat (her)zien ik?
De herijking van het Wetboek van Strafvordering moet leiden tot een ‘toekomstbestendig’ wetboek. Niet duidelijk is waarom het wettelijk systeem als geheel op de schop zou moeten worden genomen. De plannen tot herziening van het Wetboek van Strafvordering worden op geen enkele wijze begeleid door investeringen in de praktische kwaliteit van het gerechtelijk apparaat. De problemen waarmee dat apparaat kampt en de oorzaken daarvan, worden niet onder ogen gezien. Het nieuwe wetboek moet niet alleen worden getoetst aan de huidige mogelijkheden. Ook en vooral moet worden onderzocht hoe de toekomstige werkelijkheid is waarin het wetboek zal functioneren.
Reactie op reactie
Tijdens de Kerstdagen las ik de reactie van Wilma Groos op een eerdere bijdrage van Dian Brouwer. Groos geeft gemakshalve de hele advocatuur een veeg uit de pan door aan te geven dat het wel heel erg laat in de pen is geklommen ter zake de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en dat de balie ‘tot op heden’ geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging te dien aanzien een visie te geven en met een tegengeluid te komen.
Eerder verschenen
NJB 4 (2015)
29 januari 2015
NJB 3 (2015)
22 januari 2015
NJB 2 (2015)
15 januari 2015
NJB 1 (2015)
12 januari 2015
NJB 44-45 (2014)
18 december 2014