
Op 17 januari 2017 deed de Grote Kamer van het EHRM uitspraak in de zaak Hutchinson t. Verenigd Koninkrijk.1 Hiernaar was met enige spanning uitgekeken en het lijkt erop dat het EHRM zijn koers ten aanzien van de procedure die vereist is bij een herbeoordeling van een levenslange gevangenisstraf heeft bijgesteld.
Het is de vervolgzaak op Vinter t. Verenigd Koninkrijk waarin het EHRM in 2013, tot ergernis van de Britten, oordeelde dat een levenslange gevangenisstraf zonder een de facto vooruitzicht op een mogelijke invrijheidsstelling onmenselijk is. Volgens de Vinter-criteria moet de veroordeelde een juridische en feitelijke kans geboden worden op enig moment, bij voorkeur na 25 jaren, vrij te komen. Een gratiemogelijkheid bij wijze van gunst bij terminale ziekte of vanwege hoge ouderdom is niet genoeg. Er volgden meer gelijksoortige uitspraken, ook tegen Nederland in de Murray-zaak2 en op 5 juli 2016 oordeelde de Hoge Raad dat de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet voldoet aan de randvoorwaarden van de rechtspraak van het EHRM.3 De Hoge Raad hield een definitieve beslissing aan tot 5 september 2017 om de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid te stellen met een regeling te komen die voldoet aan de volgende criteria: er moet voor levenslanggestraften binnen 25 jaar na de oplegging van de straf een moment komen voor herbeoordeling, waarbij bekeken wordt of 'zich zodanige veranderingen aan de zijde van de veroordeelde hebben voltrokken en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar resocialisatie, dat verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer is gerechtvaardigd'. Daarvoor is het van belang dat de veroordeelde tijdens zijn detentie resocialisatiemogelijkheden aangeboden krijgt en zich op een eventuele terugkeer in de samenleving kan voorbereiden. Bovendien moet de veroordeelde van meet af aan weten wat hij moet doen om voor een verkorting van de straf in aanmerking te komen. En tot slot moet de herbeoordeling met voldoende procedurele waarborgen zijn omkleed. De Hoge Raad vindt het opdragen van de herbeoordeling aan de rechter daarbij een belangrijke waarborg. Bij deze laatste voorwaarde heeft de Hoge Raad aangehaakt bij de overweging van de Grote Kamer in Murray (par. 100): “it may be required that reasons be provided, and this should be safeguarded by access to judicial review”.
In zijn uitspraak van 17 januari 2017 in de Hutchinson-zaak lijkt het EHRM deze laatste voorwaarde te verzachten, door voorop te stellen dat het aan de lidstaat is of de herbeoordeling van de levenslange straf door de rechter of de executieve plaatsvindt, mits de betrokken functionaris maar de bevoegdheid heeft om de criteria die het EHRM voor de herbeoordeling heeft geformuleerd, toe te passen. Het EHRM houdt dus wel vast aan de inhoudelijke Vinter-criteria, maar de procedurele waarborg van een rechterlijke en onafhankelijke herbeoordeling, is kennelijk niet noodzakelijk.4 De Britten hadden niets aan de procedure veranderd, die het EHRM in Vinter in 2013 nog strijdig achtte met het EVRM. Het was een uitspraak van het Britse Court of Appeal uit 2014, waarin is uitgemaakt dat de Secretary of State de regeling moet uitvoeren in overeenstemming met de Vinter-critera, die naar het oordeel van de Grote Kamer voldoende helderheid heeft gebracht over de reikwijdte en de gronden voor de vereiste herbeoordeling van een levenslange gevangenisstraf. Het EHRM vertrouwt erop dat de Britten ervoor zullen zorgdragen dat de Secretary of State een veroordeelde vrij zal laten op het moment dat een voortduren van de executie niet langer kan worden gerechtvaardigd.
In een felle dissent schrijft rechter Pinto de Albuquerque dat het EHRM is bezweken onder de druk van de Straatsburg-vijandige Britten en vreest dat door deze benadering uiteindelijk de nationale rechterlijke instanties worden bekleed met de bevoegdheid te beoordelen welke praktijk in overeenstemming is met het EVRM, in plaats van het EHRM: 'In this context, the present judgment may have seismic consequences for the European human-rights protection system. The majority’s decision represents a peak in a growing trend towards downgrading the role of the Court before certain domestic jurisdictions, with the serious risk that the Convention is applied with double standards. If the Court goes down this road, it will end up as a non-judicial commission of highly qualified and politically legitimised 47 experts, which does not deliver binding judgments, at least with regard to certain Contracting Parties, but pronounces mere recommendations on “what it would be desirable” for domestic authorities to do [..]'.
Hoe dan ook, wat de Nederlandse regeling aangaat, heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een vooruitziende blik gehad. Ondanks de voorkeur van de Hoge Raad voor een rechterlijke herbeoordeling, blijft hij vasthouden aan de gewone gratieprocedure waarin de minister op grond van art. 19 Gratiewet ambtshalve een voorstel tot gratieverlening in overweging kan nemen. Het Adviescollege levenslanggestraften zal met ingang van 1 maart 2017 na ommekomst van 25 jaren de minister adviseren over mogelijke re-integratieactiviteiten zoals verlof, in de aanloop naar een eventuele gratiëring.5 Een positief advies van het adviescollege is niet bindend, maar de veroordeelde kan tegen een negatieve beslissing van de minister een civielrechtelijk kort geding tegen de staat aanspannen. Het is afwachten hoe de Hoge Raad op 5 september 2017 over deze procedure oordeelt.
Hoop voor levenslanggestraften is er nog steeds, maar van een recht op hoop dreigt het gouden randje te vervagen.
Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2017/261, afl. 5.
- EHRM Grote Kamer 17 januari 2017, Hutchinson t. Verenigd Koninkrijk, 57592/08.
- EHRM Grote Kamer 26 april 2016, Murray t. Nederland, 10511/10.
- HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1325.
- Overigens had het EHRM dit in zijn algemeenheid al in de Vinter-zaak overwogen, maar leek het de teugels aan te halen in de vervolgzaken zoals Murray en herhaald in EHRM 4 oktober 2016, T.P. en A.T. v. Hongarije. nr. 37871/14 en 73986/14.
- Besluit Adviescollege levenslanggestraften, 25 november 2016, Stcrt. 1 december 2016, nr. 65365.
Afbeelding: DeeAshley