Overheidsaansprakelijkheid in het Recours Subjectif

Lees hier de scriptie Overheidsaansprakelijkheid in het Recours Subjectif. Het zelfstandige subjectieve verzoekschrift tot schadevergoeding uit onrechtmatige overheidsdaad in theoretisch-dogmatisch bestuursprocesrechtelijk perspectief van Joyce Esser (Masterscriptie Staats- en Bestuursrecht, Universiteit Leiden, begeleiders: prof. mr. Ymre Schuurmans & mr. dr. Michiel Tjepkema, beoordeling: 9)

In deze scriptie van Joyce Esser staan twee ontwikkelingen centraal: de subjectiveringstendens in het bestuursprocesrecht en de toenemende wens tot relativering van de formele rechtskracht in het overheidsaansprakelijkheidsrecht. Beide ontwikkelingen lijken de mogelijkheid van een van het vernietigingsberoep onafhankelijke verzoekschriftprocedure voor schadevergoeding uit onrechtmatige overheidsdaad te ondersteunen. Deze scriptie onderzoekt de wenselijkheid van een dergelijke procedure vanuit een breder bestuursprocesrechtelijk perspectief, door te bekijken of en hoe daarin ‘subjectieve onrechtmatigheid’ kan worden vastgesteld. Daartoe wordt onder andere het werk van Schreuder-Vlasblom, Tak, Schlössels en Kortmann geanalyseerd.

Hoewel het bestuursprocesrecht zich steeds meer op rechtsbescherming en finale geschillenbeslechting richt, gaat het algemene bestuursrecht in materiële zin nog steeds uit van erga omnes-rechtsvaststelling in het algemeen belang. Dit uitgangspunt werkt door in de materieelrechtelijke positie van de individuele burger in de schadevordering. Hoewel de onrechtmatige-daadsactie een subjectieve vordering is, is de aansprakelijkheid van de overheid voor alle onrechtmatigheidsrubrieken van artikel 6:162 BW altijd in grote mate afhankelijk van wat zij erga omnes mocht bereiken. Dit is met name duidelijk bij de wetsschending, maar geldt door de causaliteitsvereisten en rechtvaardigingsgronden ook voor de rechtsinbreuk en de maatschappelijke
zorgvuldigheid. Het recht bereikt zo samenhang tussen de rechtmatigheid van besluitvorming jegens individu en collectief.

De formele rechtskracht is daarom niet slechts een pragmatische oplossing, maar brengt tot uiting dat de individuele rechtspositie volgt uit de (on)rechtmatigheid van het besluit in het algemeen belang. Het vaststellen daarvan in een zuiver subjectieve procedure levert allerlei materiële en procedurele problemen op. De subjectivering van het bestuursprocesrecht kent daarom wel procedurele voordelen, die tot uiting komen in de verzoekschriftprocedure van titel 8.4 Awb, maar rechtvaardigt niet de invoering van een materieel geheel zelfstandige procedure die zou neerkomen op het geheel relativeren van de formele rechtskracht.

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)