Kunnen commercieel draagmoederschap en menselijke waardigheid samengaan?

Met de recentelijke inwerkingtreding van de Child-Parent Security Act (CPSA) is in New York een einde gekomen aan het langdurig verbod op commercieel draagmoederschap. De CPSA is een stap vooruit in de mogelijkheden voor ouders met vruchtbaarheidsproblemen en LHBTQ-ouders om een gezin te stichten. Opvallend aan de CPSA is ook dat het als doel heeft om een zo hoog mogelijke bescherming te bieden aan zowel de draagmoeder als de wensouders. Daarom is in de CPSA een Surrogates’ Bill of Rights opgenomen, waarmee wordt gewaarborgd dat de draagmoeder keuzevrijheid heeft ten aanzien van gezondheidszorg en het verloop van de zwangerschap. Ook garanderen zij hierin een zorgverzekering, levensverzekering en juridisch advies op kosten van de wensouders.

Wat betreft commercieel draagmoederschap vaart Nederland echter een andere koers. Hier is een wetsvoorstel ingediend om commercieel draagmoederschap te verbieden. Volgens Staatssecretaris Dekker is deze stap noodzakelijk om de belangen en waardigheid van het kind te waarborgen. De aanpak van Nederland verdient de voorkeur boven die van New York, want zelfs met de extra waarborgen die worden gecreëerd door de Surrogates’ Bill of Rights blijft commercieel draagmoederschap in strijd met de menselijke waardigheid. 

Menselijke waardigheid en instrumentalisering

De menselijke waardigheid verzet zich tegen het instrumentaliseren van het menselijk lichaam. Volgens Kant moet de mens zo handelen ‘het mens-zijn, zowel in eigen persoon als in de persoon van ieder ander, altijd tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt’ wordt. Dit instrumentaliseringsverbod vloeit voort uit de natuur van de mens als redelijk wezen.  Commercieel draagmoederschap schendt dit verbod, omdat het zowel de draagmoeder als het kind instrumentaliseert. Wanneer een draagmoeder haar baarmoeder in ruil voor geld ter beschikking stelt aan een ander stel, verandert zij een deel van haar lichaam in een broedmachine. Haar baarmoeder vormt het instrument waardoor het verlangen naar een kind van de wensouders wordt vervuld. In het proces zijn de belangen of de persoon van de draagmoeder onbelangrijk. Het enige wat telt is dat de draagmoeder een gezond kind op de wereld moet brengen voor de wensouders. Hoewel de Surrogates’ Bill of Rights de draagmoeder bepaalde rechten tegenover de wensouders toekent, is dit niet voldoende om het instrumentaliseringsgevaar op te heffen. Haar recht op vrije keuzes omtrent de zwangerschap en het juridisch advies op kosten van de wensouders hebben geen invloed op het daadwerkelijke doel van de zwangerschap: het afstaan van het kind. Zo heeft de draagmoeder wel het recht om keuzes te maken over een keizersnede, het aantal embryo’s wat wordt teruggeplaatst of het beëindigen van de zwangerschap. Echter, heeft de draagmoeder geen recht om het kind niet af te staan na de geboorte indien zij spijt krijgt van haar beslissing. Ook is er geen recht op contact tussen het kind en de draagmoeder wanneer dit niet is opgenomen in de draagmoederovereenkomst. Deze Bill of Rights zorgt er niet voor dat voortplanting zonder de bijbehorende emoties en menselijke aspecten kan plaatsvinden.

Door de instrumentalisering van de draagmoeder levert draagmoederschap een schending van de menselijke waardigheid op. Deze objectivering wordt versterkt door het commerciële aspect. Kant onderstreept dit ook, volgens hem kennen mensen geen prijs maar enkel een  intrinsieke waarde oftwel een waardigheid. Commercieel draagmoederschap is een degradatie van de draagmoeder en haar lichaam. In feite wordt bepaald hoeveel zij waard is door er een prijs aan te hangen. Door de commercialisering wordt de zwangerschap nog meer een productieproces, wat ook blijkt in deze corona pandemie. Wensouders verbieden de draagmoeder zich te laten vaccineren en dreigen zelfs met het afbreken van de zwangerschap wanneer zij dit wel doen. Zij hebben immers betaald voor een gezond kind, en willen alle risico’s in deze productieketen uitsluiten. Daarnaast wordt er ook een prijskaartje gehangen aan het kind. Dit zorgt ervoor dat het kind als handelswaar wordt beschouwd, terwijl kinderhandel verboden is op grond van artikel 35 van het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind. Naast deze aantasting van de intriensieke waarde van het kind, kan het ook nog andere schadelijke gevolgen hebben. Zo wordt in het Nederlandse wetsvoorstel benadrukt dat de identiteitsvorming van het kind verstoort kan worden. Ondanks dat de draagmoeder genetisch niet verwant hoeft te zijn aan het kind, ontstaat door de zwangerschap en een van de bijbehorende hormonen een levenslange binding tussen moeder en kind. Wanneer het kind geen contact meer heeft met zijn biologische moeder kan dit leiden tot veel vragen bij het kind.

Menselijke waardigheid en de vrije keuze

Tegenstanders betogen dat het legaliseren van commercieel draagmoederschap juist in lijn is met de menselijke waardigheid. Volgens hen houdt de menselijke waardigheid in dat er respect moet zijn voor de autonomie van het individu en zijn keuzevrijheid. Op grond van het zelfbeschikkingsrecht kan iemand dus besluiten om draagmoeder te worden

De vraag is of er wel daadwerkelijk een vrije keuze is voor draagmoeders bij commercieel draagmoederschap. De vergoeding bestaat volgens de Surrogates’ Bill of Rights uit verschillende verzekeringen en juridisch advies op kosten van de wensouders. Omdat deze vergoeding verder reikt dan enkel de door de zwangerschap gemaakte kosten kan dit leiden tot een onwenselijke druk op de moeder, bijvoorbeeld vanwege armoede. Ondanks dat het bedrag de problemen die armoede met zich mee brengt voor draagmoeders kan oplossen, blijven er vele lichamelijke en emotionele gevaren voor de draagmoeder kleven aan het draagmoederschap. Mede om deze angst voor exploitatie van de draagmoeders wilt Nederland commercieel draagmoederschap verbieden.

Daarnaast betogen tegenstanders dat informed consent instrumentalisme van het lichaam kan voorkomen. Het is echter kwestieus of de draagmoeders bij commercieel draagmoederschap informed consent kunnen geven. Informed consent vereist dat de patiënt volledig wordt geïnformeerd over de mogelijke gevolgen en bijwerkingen van de medische behandeling. De CPSA vereist enkel dat de draagmoeder een medische evaluatie ondergaat waarin de algemene psychologische en sociale effecten van het draagmoederschap worden benoemd. Hoewel de New Yorkse Surrogacy screening guidelines wel eisen dat de vrouw eerder zwanger is geweest, kan men zich nog steeds afvragen of een vrouw zich kan voorstellen hoe het is om een kind af te staan. Daarnaast is het, in tegenstelling tot de Nederlandse richtlijnen, niet gewenst dat de vrouw een voltooid gezin heeft. Dit in combinatie met het het commerciële aspect vergroot de mogelijkheid dat de draagmoeder de gevolgen van haar keuze niet goed kan overzien en zich bedenkt. Hierdoor kan er dus geen sprake zijn van informed consent.

Conclusie

Kortom, commercieel draagmoederschap levert een scheding van de menselijke waardigheid van draagmoeder en kind op. Zij worden namelijk gereduceerd tot een broedmachine en handelswaar. De individuele dimensie van de menselijke waardigheid waarin de autonomie van het indivdu centraal staat kan geen rechtvaardiging bieden, nu de vrijheid van keuze en informed consent niet gegarandeerd kunnen worden.

New York heeft een poging gedaan om de positie van de draagmoeder te verbeteren door het opnemen van een Surrogates’ Bill of Rights. Desondanks schiet dit tekort bij de bescherming van de menselijke waardigheid van moeder en kind. Het is begrijpelijk dat in de huidige samenleving moderne gezinsvormen ontstaan die hulp nodig hebben om kinderen te krijgen. Ondanks dat het belangrijk is om ook deze wensouders ook mogelijkheden te bieden, mogen de belangen en de waardigheid van de draagmoeder en het kind hier niet de dupe van worden.


Afbeelding: 
Hand vector created by vectorjuice - www.freepik.com

Over de auteur(s)
Nina Wekking
Student Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht