Intrekken Nederlanderschap jihadisten

Lees hier de scriptie Het intrekken van het Nederlanderschap van uitgereisde jihadisten getoetst aan het internationale recht op doeltreffende rechtsbescherming van Ramses de Leeuw (masterscriptie Staats- en bestuursrecht - Erasmus School of Law, begeleider: prof. dr. K.A.M. Henrard, beoordeling: 8,5)


De regering heeft op 7 december 2015 een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt de intrekking van het Nederlanderschap van de uitgereisde jihadist mogelijk te maken zonder dat daarvoor een voorafgaande strafrechtelijke veroordeling vereist is. Ramses de Leeuw toetst in zijn scriptie in hoeverre dit wetsvoorstel in overeenstemming is met drie internationale mensenrechten: het ‘recht op een nationaliteit’, de discriminatieverboden in het EVRM (waarover ook zijn artikel 'Intrekken Nederlanderschap uitgereisde jihadisten – en het EVRM. Over discriminatie van Nederlanders met een dubbele nationaliteit', Asiel&Migrantenrecht 2016, afl. 2), en het internationale recht op doeltreffende rechtsbescherming. Uit zijn onderzoek blijkt dat het wetsvoorstel slecht verenigbaar is met de genoemde mensenrechten. In het kader van het ‘recht op een nationaliteit’ voldoet het wetsvoorstel aan de eisen die in de verdragen over staatloosheid worden gesteld, maar is het twijfelachtig of de intrekkingsbepaling past binnen de ruimte die het Europees Verdrag inzake Nationaliteit hiervoor biedt. Doordat de intrekkingsbepaling alleen kan worden toegepast indien de betrokkene daardoor niet staatloos wordt, maakt de maatregel onderscheid. De rechtvaardigingstoets van het EHRM lijkt niet te kunnen worden doorstaan nu er minder ingrijpende middelen voorhanden zijn, in onder andere de vorm van het strafrecht. Ook de procesmogelijkheden van de ex-Nederlander zijn beperkt. Zo voorziet het wetsvoorstel bijvoorbeeld niet in technieken of middelen om tegemoet te komen aan een effectieve rechtsbescherming in het geval van niet-openbare stukken. 



Over de auteur(s)