Een gekocht paard zes maanden in de mond kijken?

Lees hier de scriptie 'De aankoop van een paard door een consument: mag men een gekocht paard wel gedurende zes maanden in de mond kijken?' van Ellen Braakman (Master Scriptie Open Universiteit, begeleider: mr. dr. G.J. Rijken, beoordeling: 9).

Wanneer kan een consument bij de aankoop van een paard met succes een beroep doen op het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW en wanneer verzet de aard van de zaak of de aard van het gebrek zich hiertegen?

Op die vraag bestaat in Nederland geen eenduidig antwoord. Rechters kijken vaak naar de wetsgeschiedenis en parlementaire stukken, terwijl het wetsartikel een Europese oorsprong heeft. Ellen Braakman heeft de bedoelingen van de Europese wetgever onderzocht. Daarna heeft zij onderzocht hoe de Nederlandse wetgever de richtlijnbepaling heeft geïmplementeerd en hoe de Nederlandse rechter deze uitlegt. Ter vergelijking heeft zij hetzelfde onderzoek gedaan in Duitsland en België.

De conclusie is dat een paard niet naar de aard van de zaak kan worden uitgezonderd van het wettelijk vermoeden. Niet alleen de Europese wetgever heeft dit zo bedoeld, maar ook de wetgevers en de rechters in Nederland, Duitsland en België zijn het hier over eens.

Over de invulling van de aard van het gebrek bestaat geen overeenstemming. Ik pleit ervoor om – aan de hand van voorbeelden – de gebreken op te delen in drie categorieën, te weten: feitelijke gebreken, karaktergebreken en gezondheidsgebreken. Karaktergebreken dienen naar hun aard uitgezonderd te worden van de toepassing van het wettelijk vermoeden. Feitelijke gebreken en gezondheidsgebreken zijn geen uitzonderingsgrond.

 

Bron afbeelding: Funky Tee

Over de auteur(s)