Ebola in Nederland

Wat als er in Nederland een met Ebola besmet persoon wordt aangetroffen?
Welke regels gelden er dan? Mag zo iemand bijvoorbeeld in quarantaine worden gesteld? En wat zijn zijn rechten? In deze bijdrage wordt kort de relevante regelgeving
besproken.

1. Inleiding

De besmettelijkheid van het Ebolavirus maakt het waarschijnlijk, althans mogelijk dat ook in Nederland zich ziektegevallen gaan voordoen. Deskundigen achten het overigens ondenkbaar dat er in ons land een Ebola-epidemie komt. De aanwezigheid van de ziekte kan consequenties hebben voor de rechtspraktijk. In deze bijdrage wordt de in dat verband relevante Wet publieke gezondheid (Wpg) besproken, eerst in algemene zin (par. 2 en 3), vervolgens wat betreft de (rechtsbescherming bij) maatregelen gericht op het individu (par. 4). Tot slot wordt in par. 5 iets opgemerkt over staatsnoodrecht.

2. De Wpg

In december 2008 is de Wpg de Infectieziektenwet en de Quarantainewet opgevolgd, mede ter uitvoering van internationale verdragen (in het kader van de WHO). De Wgbo (artikel 7:446
t/m 7:468 BW) ziet op de individuele gezondheidszorg, de Wpg is primair gericht op medische risico’s met een collectief karakter. Centraal staat de aanwijzing van aandoeningen als relevante infectieziekte in artikel 1 (sub e en volgende) Wpg. De uit oogpunt van publieke gezondheid qua ernst en besmettelijkheid gevaarlijkste ziektes zijn aangeduid als ziektes in groep A; minder bedreigende aandoeningen vallen in de groepen B en C. De wet zelf benoemt een aantal ziektes
als behorende tot groep A; de Minister van VWS kan per onmiddellijk een niet genoemde ziekte toevoegen aan deze groep A. De wet noemt thans als ziektes van groep A: MERS, pokken, polio, SARS en ‘virale hemorragische koorts’, waarmee o.a. aangeduid wordt Ebola.1

De Wpg regelt welke organen een taak hebben bij de publieke gezondheidszorg en behelst bijzondere bepalingen inzake infectieziektebestrijding, waaronder de verantwoordelijkheidsverdeling
daarbij (zie par. 3), een meldingsplicht voor artsen (artikel 21 e.v. Wpg) en de mogelijkheden
van maatregelen gericht op het individu (zie par. 4) en gebouwen, vervoer e.d. (artikel 47 e.v. Wpg).

3. Bevoegdheidstoedeling

De basisverantwoordelijkheid voor de publieke gezondheid ligt bij het college van B&W (artikel 2 e.v. Wpg). Overeenkomstig de Wpg en de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) ligt die verantwoordelijkheid
bij ernstige besmettelijke ziektes ‘hogerop’ (artikel 6 e.v., artikel 17 e.v. Wpg). De Wvr regelt de voorbereiding op rampen en crises, alsook het optreden bij bovenlokale rampen en crises waar het de openbare orde en de veiligheid betreft. Een grootschalige uitbraak van een infectieziekte zal
mogelijk leiden tot maatschappelijke ontwrichting; handhaving van de openbare orde en de bestrijding van de epidemie dienen dan samen te gaan. Politie, brandweer, ambulancezorg, GGD en geneeskundige hulpverlening bij crises, rampen en ongevallen zijn op dezelfde schaal georganiseerd in regio’s.

Bij het optreden van een ziekte uit groep A of de directe dreiging daarvan, gaan de taken en bevoegdheden van de gemeente over op de veiligheidsregio, waarvan de burgemeester van de centrumgemeente voorzitter is. De Minister van VWS op haar beurt stuurt in dat geval de (voorzitters
van de) veiligheidsregio’s aan, die minister heeft de regie.

4. Maatregelen gericht op het individu

De voorzitter van de veiligheidsregio kan de persoon die lijdt aan een ziekte uit groep A, of ten aanzien van wie een ernstig vermoeden daarvan bestaat, zo nodig (als ernstig gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend) ter isolatie in een ziekenhuis doen opnemen, maar uitsluitend als betrokkene daartoe niet vrijwillig bereid is; lichamelijk onderzoek (dat wil zeggen onderzoek aan het lichaam) kan worden opgelegd (artikel 31 Wpg; voor onderzoek in het lichaam is machtiging van de rechter nodig). De isolatie wordt ten uitvoer gelegd in een gesloten afdeling van een door de minister aangewezen ziekenhuis (artikel 34 Wpg).

De voorzitter van de veiligheidsregio kan een persoon doen onderwerpen aan de maatregel van quarantaine (afzondering) om de verspreiding van een ziekte uit groep A tegen te gaan, indien op grond van recent contact van die persoon met een (vermoedelijk) besmette andere persoon het gevaar van verspreiding bestaat en die persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan de maatregel bereid is; de voorzitter bepaalt de voorwaarden en omstandigheden (artikel 35 Wpg).

Aan de persoon die wordt geïsoleerd of in quarantaine geplaatst, wordt een raadsman toegevoegd (artikel 32, 36 Wpg). Isolatie en quarantaine brengen geen gedwongen behandeling met zich mee; informed consent blijft het uitgangspunt. De beslissing tot de maatregel van isolatie (al dan niet met het voornemen van onderzoek in het lichaam) en quarantaine wordt door de voorzitter van de veiligheidsregio terstond gemeld aan de officier van justitie (artikel 39 Wpg).

Als de officier continuering voorstaat, verzoekt hij de rechtbank machtiging tot voortzetting van de
maatregel c.q. machtiging tot medisch onderzoek in het lichaam (artikel 40 Wpg). De rechter beslist
binnen drie dagen; voordat de rechtbank beslist, wordt betrokkene op zijn verblijfplaats gehoord (artikel 41 Wpg); dat horen zal uiteraard plaatsvinden zonder rechtstreeks fysiek contact. Betrokkene kan nadien de rechter verzoeken de maatregel op te heffen; in geval geen nieuwe feiten of omstandigheden worden aangevoerd, kan de rechter zonder betrokkene te horen dit verzoek afwijzen (artikel 42 Wpg).

De voorzitter van de veiligheidsregio beëindigt ambtshalve de isolatie respectievelijk de quarantaine wanneer redelijkerwijs is aan te nemen dat het gevaar is geweken of dit op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend (artikel 32 lid 4, 35 lid 4 Wpg).
De wet voorziet in een schadevergoedingsregeling (artikel 43, 44 Wpg).

De voorzitter kan een gevaarlijke persoon een werkverbod opleggen; rechtsbescherming verloopt in dit geval via de Awb (artikel 38 Wpg). De regeling van de rechtsbescherming in geval van isolatie of quarantaine is geënt op de regeling van de machtiging tot voortzetting van een inbewaringstelling in de Wet Bopz (artikel 20 tot en met 29). Essentieel verschil is dat de machtiging niet voor een bepaalde periode wordt gegeven; hier geldt slechts de genoemde verplichting tot ambtshalve beëindiging als daar grond voor is. Daarnaast kan betrokkene steeds zélf opheffing verzoeken aan de rechtbank.

5. Staatsnoodrecht

In het bovenstaande is beschreven hoe volgens Nederlands recht met de aanwezigheid van het Ebolavirus kan/moet worden omgegaan. In geval van een grootschalige uitbraak, zijn de regels betreffende de individuele rechtsbescherming niet of nauwelijks handhaafbaar. Dan geldt echter de regel dat het gewone recht tijdelijk kan worden uitgezonderd in tijden van nood, om zodoende
de gemeenschap te kunnen beschermen. Het EVRM voorziet in artikel 15 in toepassing van zulk
staatsnoodrecht.


Mr. dr. W.J.A.M. Dijkers is senior rechter A te Groningen en auteur van diverse uitgaven inzake de Wet Bopz. Hij dankt prof. mr. dr. J.C.J. Dute voor het meelezen van het concept.

Deze O&M verschijnt ook in NJB 2014/2001, afl. 39, p. 2783.

Afbeelding: Ebolabeschermingsoutfit © Adam Gregor/Shutterstock

Literatuur:
Kamerstukken II 2013/14, antwoorden kamervragen nrs. 2704, 2833,
2834, 2837 en 2838.
Kamerstukken II 2013/14, 33625, 129 (Brief Minister VWS 21 oktober 2014).
J.C.J. Dute, Wet publieke gezondheid, T&C Gezondheidsrecht, Deventer: Kluwer 2013.
J.C.J. Dute & A.C. Hendriks, ‘Recht in tijden van Mexicaanse griep’, NJB 2009/1712, afl. 35, p. 2264.
J.C.J. Dute, ‘De Wet publieke gezondheid’, TvGr 2008, p. 576-591.
Website RIVM: www.rivm.nl.

 

1. Kamerstukken II 2009/10, 32195, 3 (MvT, uitbreiding infectieziekten behorende tot groep A).

Over de auteur(s)