De Hoge Raad is geen rotaryclub

Folkert Jensma opent zijn column van 15 november met de zin “even zeuren over de nieuwe president van de Hoge Raad der Nederlanden”. Wat is precies zijn klacht? Hij lijkt te betreuren dat de vorige president niet is herbenoemd tot zijn 70e jaar. Voorts maakt hij bezwaar tegen de interne afspraak dat een president voor 6 jaar wordt benoemd. Ten slotte tekent hij aan dat de nieuwe president in zijn beroepsleven hoofdzakelijk fiscaal adviseur was bij PWC.

“Er is dus best ruimte voor een vraagteken”, zo luidt zijn conclusie, daarbij wijselijk in het midden latend wat zijn vraag precies is. Ik ben een trouwe fan van de columns van Jensma, maar mag ik op mijn beurt even zeuren over deze column? De functie van president van de Hoge Raad is niet meer het “eerbare corvee” waarover Jensma spreekt, maar is geprofessionaliseerd tot een bestuursfunctie op niveau. Daarom is het anciënniteitsbeginsel ingeruild voor een selectie op basis van competenties, is de duur van de benoeming beperkt, en kunnen jongere raadsheren met een maatschappelijke achtergrond doorstromen naar bestuursfuncties. De Hoge Raad ontwikkelt zich in rap tempo tot een professionele rechtsprekende organisatie. Hoezo rotaryclub?

Aan onze hoogste rechter worden tegenwoordig hogere eisen gesteld. Vroeger kon de Hoge Raad zich wentelen in de deftigheid die passend werd geacht voor onze hoogste nationale rechter. Nu is de Hoge Raad veel meer een spin in het web van hoogste nationale rechters en supranationale rechters, zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het Europese Hof van Justitie voor de Europese Unie. Het dagelijkse werk van de Hoge Raad is daardoor drastisch veranderd. De zaken worden steeds complexer en vertonen steeds vaker raakvlakken met meerdere rechtsordes. Om zijn werk naar behoren te kunnen doen ontwikkelt de Hoge Raad zijn rechtspraak in samenhang met de andere supranationale rechters en de andere hoogste rechters in Europa. Om deze internationalisering vorm te geven wordt de Hoge Raad selectiever in de keuze van de zaken en de aandacht die hij daaraan geeft. Het was al langer mogelijk om standaardzaken met een standaardmotivering af te doen. Sinds kort is daar de mogelijkheid bijgekomen om zaken die kansloos zijn of waarmee geen belang is gediend, te selecteren aan de poort. Omgekeerd kunnen zaken die vroeger veel te lang in de feitenrechtspraak bleven hangen,  nu door de feitenrechter sneller aan het oordeel van de Hoge Raad worden onderworpen. Kortom, er ontstaan verschillende zaakstromen, die intern een zwaar beroep doen op de organisatie van de werkprocessen. Bovendien vraagt de toenemende complexiteit van de zaken een strakkere organisatie van het kennismanagement.

In zijn installatierede benadrukte de nieuwe president Maarten Feteris dat de rechtspraak, ook die van de Hoge Raad, dienstbaar is aan de samenleving. Dat vraagt een afdoening op niveau binnen een redelijke termijn. Tegen de geschetste achtergrond betekent dit dat de Hoge Raad zijn interne werkprocessen goed op orde moet hebben. Een beetje meer sturing, kortom, en een beetje minder deftigheid. De leiding van de Hoge Raad is zich al langer bewust van de noodzaak meer te communiceren met de samenleving. “Gesloten als een oester”, zoals Jensma schrijft, is de Hoge Raad al enige tijd niet meer, mede dankzij de inspanningen van de vorige president Corstens. Maar de Hoge Raad heeft tevens als ambitie het werkaanbod en de interne werkprocessen beter op elkaar te laten aansluiten, in het streven de samenleving beter te bedienen. De nieuwe president Feteris heeft tijdens zijn installatierede die ambitie helder verwoord. De Hoge Raad en zijn nieuwe president verdienen het op hun prestaties te worden afgerekend. Zij verdienen het niet om te worden achtervolgd door verouderde beeldvorming en onduidelijke vraagtekens.

Marc Loth is hoogleraar privaatrecht in Tilburg en was van 2009 tot 2014 raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden. 

Over de auteur(s)