Boycot in strijd met democratische rechtsstaat? Kom nou!

Mevrouw van Haaren-Dresens neemt het op voor onfatsoen: ook dat verdient bescherming (NJB 2017/1124, afl. 21, p. 1463-1464). Wie kan het daarmee oneens zijn? De dichter Leo Vroman wist het al: Er hurkt een onfatsoen in mensenmin.

Zo denk ik ook dat de manier waarop zij de onwelriekende uitwasemingen van Geen Stijl in haar liefdevolle bescherming neemt niet vrij is van een iets te brave eenzijdigheid. Zij haalt in haar Opinie van alles overhoop: de verschillende petten van vrouwelijke bewindslieden, de meer dan treurige gesteldheid van de vrijheid van meningsuiting in Turkije, de vraag of de Minister van Veiligheid en Justitie – hoe lang nog? – aanwijzingen tot vervolging in individuele zaken mag geven, en wat past in een democratische rechtsstaat. Op niet alles wil ik ingaan.

Er is één punt dat ik graag in de was wil doen. Schrijfster vindt dat de honderd vrouwelijke journalisten die de adverteerders op de site van Geen Stijl hebben opgeroepen tot bezinning over de vraag of zij zich wel willen blijven encanailleren met de onguurheden die daaruit opwellen, als ze beter hadden nagedacht over de diepere betekenis van de vrijheid van meningsuiting, allicht van hun actie hadden afgezien, en een andere weg zouden hebben ingeslagen. ‘Hun afschuw van de uitingen op Geen Stijl is invoelbaar maar dat burgers buiten de strafrechtelijke kanalen om de uitingsvrijheid vanwege de inhoud van uitingen trachten te beperken en dat ministers dat onderschrijven, past m.i. niet bij een democratische rechtsstaat.’

Grote woorden, waarop het nodige valt af te dingen. In de eerste plaats mag op de site van Geen Stijl nog steeds heel geestig gelasterd en opgeruid worden; niks aan de hand dus. In de tweede plaats hebben de honderd vrouwen ook zelf gebruik gemaakt van hun vrijheid van meningsuiting, hoe onwelgevallig ook. Debat is mooi. Maar de gedachte dat de honderd vrouwen ofwel een strafrechtelijke procedure hadden moeten entameren (dan wel een civiele) of hun mond moeten houden, en dat is toch de teneur van de bijdrage, dat is een stellingname die geen hout snijdt, om het eens zeer minzaam te formuleren. Waarom zou men het verdienmodel van Geen Stijl niet mogen ondermijnen? Het strafrecht is toch een uiterste middel, en je mag toch beproeven minder harde middelen in te zetten ter correctie van frivool gestook?

Boycotten is aan de orde van de dag. Vegetariërs roepen op om geen vlees te eten, en anderen propageren alleen biologisch verantwoorde levensmiddelen aan te schaffen, weer anderen ontraden het kopen van slavernijkleren of milieuvervuilend te cruisen of te vliegen. Indertijd werden Outspan-sinaasappelen geboycot om het apartheidsregiem naar de afgrond te duwen. Bij deze acties en uitingen heeft het strafrecht niks te zoeken, maar worden er wel bedrijven economisch getroffen. De gedachte dat men of naar het strafrecht moet grijpen, of zijn mond houden, en dat men in een democratische rechtsstaat niet zou mogen morrelen aan het verdienmodel van een onhygiënische producten afscheidend medium is iets te simpel, en bovendien onjuist. Wat niet wil zeggen dat ik het zou betreuren als, in navolging van Sylvana Simons, aangifte zou worden gedaan wegens smaad, laster, opruiing, belediging, discriminatie en wat dies meer zij door de auteurs en reaguurders van de site. Want dat de uitlatingen op sociale media zoals Facebook en Geen Stijl regelmatig van strafwaardig kaliber zijn lijdt geen twijfel, zo heeft Sylvana Simons ook succesvol laten aantonen: zij heeft bij de Rechtbank Amsterdam de eerste serie ondubbelzinnige veroordelingen binnen.

Dat de actie opgezet is door (vrouwelijke) publicisten en journalisten maakt de zaak natuurlijk niet anders. Verdienen die minder bescherming dan een ander? Is het niet een kwestie van legitieme zelfverdediging?

Ik mag er hier trouwens wel aan herinneren dat in het begin van de jaren tachtig in ons blad de kater de bel werd aangebonden van het weren van vrouwonvriendelijke advertenties. Marjet Gunning, de medewerkster voor het onderwerp Vrouw en Recht, had hierop aangedrongen. Zij vond een willig oor bij de redactie, die zich op ethische gronden het recht voorbehield om bij de uitgever aan te dringen op weigering van zulke advertenties in het NJB. Men leze het redactioneel ‘Vrouw in beeld’, in NJB 1983, p.989, en het artikel ‘Tineke luister ’ns’ van mr. M.J. Gunning, NJB 1983, p. 900 e.v. De uitgeefster was op haar hoede: zij ‘vreest echter voor de inkomsten, meent ook niet voldoende gerechtigd te zijn adverteerders te wijzen op ondoordacht sexisme, maar wil toch ook niet geheel passief blijven.’ De redactie bleef gelaten hoopvol: ‘Sexism does not pay, zeker niet op de lange duur. Dat is voor ons een geruststelling.’ De redactie was dus bereid om in het verdienmodel van de eigen uitgever te snijden door hem alerter te maken voor discriminerende advertenties.

Terug naar mevrouw Van Haaren-Dresens. ‘Pogingen van een groep burgers om degenen die door velen als abject ervaren meningen uiten en verspreiden uiteindelijk de mond te snoeren, kunnen gevaarlijk zijn voor (uitingsvrijheid in) de rechtsstaat.’ Zo’n vaart loopt het absoluut niet. De reaguurders vinden sites genoeg om hun zegje te doen, en ook de scribenten verbonden aan Geen Stijl, die ik geen journalisten zou willen noemen, hebben ruimte genoeg om hun elucubraties op het wereldwijde internet te ventileren, ook als zij daar niets meer mee verdienen. Waarom zou ik als belastingbetaler – de belastingdienst is adverteerder – hun verdienmodel in stand hoeven houden? Leuker wil ik het niet maken. De democratische rechtsstaat lijdt niet onder de actie van de honderd vrouwen. En van mij mag ook het strafrecht in actie komen.  

P.S. Topman Ysebaert van Mediahuis, de nieuwe (Vlaamse) eigenaar van TMG dat GeenStijl uitgeeft, verklaart persoonlijk geen plaats meer te zien voor ‘dit soort teksten’. ‘Het nieuwe bestuur van TMG moet beslissen wat het verder met GeenStijl gaat doen.’ (de Volkskrant, 24 juni 2017)


Prof. mr. H.U. Jessurun d’Oliveira is oud-redacteur van het NJB. Deze reactie is ook verschenen in NJB 2017/1397, afl. 26.

 

Bron afbeelding: © Shutterstock

Over de auteur(s)