Boontje komt om hun loontje (*)

Is het zo dat we soms op bepaalde stukjes van ons recht gewoon collectief een beetje zitten te dutten? Of ontvouwt ons recht zich soms zo verrassend en plotseling dat ons eensklaps duidelijk wordt hoe het zit? 

Waarschijnlijk een snufje van het een en een tikje van het ander heeft zich recentelijk voorgedaan op het gebied van de informatieplichten van handelaren jegens consumenten (art. 6:230g-z BW). Hoewel dit misschien niet een rechtsterrein is dat zich in de warme belangstelling van het algemeen-juridische publiek mag verheugen, is het natuurlijk wel een belangrijk deel van ons consumentenrecht. Het is van Europese snit.1 In een tweetal kantonzaken hebben respectievelijk een rechter uit Amsterdam en een uit Leeuwarden een serie prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld en de Hoge Raad heeft daarover op 12 november 2021 geoordeeld.2 Het gaat, kort gezegd, om de vragen of de rechter bij een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte ambtshalve moet onderzoeken of is voldaan aan de wettelijke informatieplichten en of de rechter ambtshalve een sanctie moet verbinden aan het niet-voldaan zijn aan een of meer van die plichten, en zo ja, welke.

De Hoge Raad maakt daarbij onderscheid tussen essentiële en niet-essentiële informatieplichten. Bij een voldoende ernstige schending3 van essentiële informatieplichten kan de rechter ambtshalve gehouden zijn om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te vernietigen. Gedeeltelijke vernietiging kan bestaan uit een vermindering van de verplichtingen van de consument, met name de betalingsverplichtingen, op grond van de artikelen 3:41 BW (partiële nietigheid), 3:52 lid 2 BW (ten dele ontzegging aan een vernietiging van haar werking), 6:230 lid 2 BW (wijziging van de gevolgen van de overeenkomst) en 6:248 lid 2 BW (beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid).4 Als de consument niet is verschenen in de procedure, kan de rechter slechts overgaan tot gedeeltelijke vernietiging, bestaande in een vermindering van de verplichtingen van de consument. In beginsel moet de eisende partij daarover vooraf worden gehoord.

Een van de essentiële informatieplichten betreft art. 6:230v lid 3 BW, dat bepaalt dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Als de aanvaarding door een knop (of soortgelijke functie) geschiedt, dan moet die op een goed leesbare wijze worden aangemerkt5 met een ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat een betalingsverplichting wordt aangegaan. De enkele woorden “bestelling met betalingsverplichting” volstaan volgens de wetgever,6 maar die woorden zijn niet dwingend voorgeschreven.

Over de Duitse pendant van deze bepaling gaat het eveneens prejudiciële arrest HvJEU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann-2). In die zaak zocht een consument via Booking.com naar kamers in hotel Goldener Ancker. Hij drukte de Duitse versie van de knop “Ik ga boeken” in, vulde de nodige gegevens in en drukte op de knop “Voltooi boeking”. Hij verschijnt niet op de geboekte dag en Goldener Ancker claimt de in haar ogen verschuldigde EUR 2.240. Het HvJEU bepaalt dat de woorden op de knop7 zelf met absolute zekerheid moeten meebrengen dat in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent een betalingsverplichting ontstaat en dat die verplichting dus niet mag worden afgeleid uit de overige omstandigheden van het bestelproces. Of de bovengenoemde bewoordingen dat bewerkstelligen, zal de Duitse rechter moeten bepalen.

In Nederland hebben het arrest van het HvJEU en dat van de Hoge Raad inmiddels tot een kleine hausse aan uitspraken van kantonrechters geleid over gebreken aan de desbetreffende knoppen in het bestelproces van leveranciers als Ziggo en Zalando.8 In alle gevallen leidende tot ambtshalve vernietiging (of het voornemen daartoe) van de gehele betalingsverplichting van de consument, onder instandlating van de verplichtingen van de leveranciers. Naar mag worden aangenomen, vinden nu achter de schermen door leveranciers en hun hulppersonen op tal van websites correcties plaats met betrekking tot de teksten op de bestelknoppen.

Zo zijn we plotsklaps collectief wakker geschoten ten aanzien van een wetsbepaling die al vanaf 2014 geldt, maar die, voor zover ik kon zien, voorheen niet of nauwelijks tot toepassing in rechte heeft geleid (terwijl dat, in ieder geval bij nader inzien, wel had gemoeten). Zelf heb ik het gevoel dat ik een beetje heb zitten snurken, want die wetsbepaling van art. 6:230v lid 3 BW was eigenlijk al wel duidelijk,9 en misschien geldt dat ook voor meerderen onder ons. Wat belangrijker is, is dat we weer een stukje van ons recht wat beter zijn gaan doorgronden en dat dat hopelijk ook geldt voor de spreekwoordelijke Boontjes van deze wereld, die goeddeels kregen wat hen toekwam, maar in de toekomst, indien ze wel aan hun informatieverplichtingen hebben voldaan, in rechte weer om hun – ditmaal gewenste - loontje kunnen komen.

 

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2022/2025, afl. 29

 

Voetnoten

* Laten we Boontje maar eens als non-binair kenschetsen.
1 Het gaat goeddeels om implementatie van de Richtlijn consumentenrechten, Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011. De implementatie daarvan in ons nationale recht heeft plaatsgevonden per 12 maart 2014, in Afdeling 2B van Boek 6 BW.
2 HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (Arvato, respectievelijk Intrum).
3 De Hoge Raad vindt dat daarvan geen sprake is indien een essentiële verplichting slechts op een detailpunt niet is nagekomen.
4 Dit laatste is dogmatisch nogal interessant – de redelijkheid en billijkheid als grondslag voor vernietiging.
5 Dit is de wettelijke term.
6 In overeenstemming met art. 8 van de Richtlijn consumentenrechten.
7 De laatste in het bestelproces.
8 Ik vond via Google: Rechtbank Noord-Holland 11 mei 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5030 (Ziggo), Rechtbank Noord-Holland 29 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5697 (IFA, als rechtsopvolgster van Zalando), Rechtbank Overijssel 5 juli 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2093 (CAPACCS) en Rechtbank Amsterdam 19 augustus 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4810.
9 Zij het sterk formalistisch, waardoor je wel kon - en kunt - twijfelen aan de gerechtvaardigdheid van een sanctie leidend tot een prijsvermindering van 100%.

 

Afbeelding: Rachael Gorjestani rachaelgorjestani, CC0, via Wikimedia Commons

Over de auteur(s)
Author picture
Coen Drion
Advocaat-partner bij Jones Day